In eigen land noemen ze Tomás González ‘het best bewaarde geheim van de Colombiaanse literatuur’. Tomás González (1950) studeerde een blauwe maandag filosofie, voor hij die studie verruilde voor het schrijverschap. Dankzij financiële steun van vrienden verscheen in 1983 zijn eerste roman: Primero estaba el mar.
Na het verschijnen van Primero estaba el mar vertrok Tomás González naar de Verenigde Staten. Hij woonde drie jaar in Miami, waar hij als fietsenmaker de kost verdiende en zestien jaar in New York waar hij als vertaler werkte. Al die tijd schreef hij door en werkte aan zijn oeuvre.
Tegenwoordig woont Tomás González weer in Colombia, in een klein landhuisje aan de rand van een diep dal, samen met een grote zwarte hond, Sombra (Schaduw) en een eigenzinnige, eenkennige papegaai. Hij staat elke dag om vier uur op en begint in het pikkedonker te schrijven, tot ergens halverwege de ochtend, elke dag een alinea, soms maar een paar regels.
Hoewel Tomás González inmiddels zeven romans, twee verhalenbundels en een dichtbundel schreef, is er tot nog toe niets in druk in het Nederlands verschenen. Als het aan vertaler Jos den Bekker ligt, komt daar binnenkort verandering in en zijn de vier verhalen die op Hanta verschijnen nog maar een begin. Ter introductie van de schrijver en zijn werk schreef Jos den Bekker Tomás González: ‘schrijver van de stilte’,een inleiding.
Schrijver van de stilte
‘Het best bewaarde geheim van de Colombiaanse literatuur’, zo wordt hij genoemd, maar het is ook een schrijver die in Colombia onder literatuurliefhebbers van hand tot hand gaat, over wie veel wordt geschreven. Zijn low profile is misschien te danken aan zijn kale, karige stijl van schrijven – vandaar zijn andere bijnaam: ‘schrijver van de stilte’. Hij schrijft een taal waarin geen letter te veel staat, maar die een hoge poëtische lading heeft, waarin alles precies in elkaar grijpt voor een maximaal effect. Door zijn eenvoud kan die taal voor een argeloze lezer gemakkelijk lijken, maar niets is minder waar: de helderheid en de zekerheid die zijn stijl aan de dag legt kan alleen met hard werken en veel talent bereikt worden. Het is een laconieke taal bovendien, de taal van de waarheid, van iemand die zijn mond opendoet omdat hij wat te zeggen heeft.
Oprecht en waarachtig
Zijn verhalen gaan nooit over grootste gebeurtenissen, maar altijd over het intieme, het alledaagse, om vanuit die eenvoud te laten zien hoe wij mensen zijn. Zijn personages zijn altijd ‘kleine luiden’. Vaak zijn het dezelfde mensen, soms onder verschillende namen, soms naamloos, die door zijn boeken zwerven. Van een plot is meestal nauwelijks sprake, de gebeurtenissen hobbelen achter elkaar aan, net zoals in het echte leven, en de personages die veel van zijn romans en verhalen bevolken zijn gewone mensen met hun alledaagse gedachten en beslommeringen. Hij kruipt onder hun huid en laat ze denken en voelen zonder ze te sturen, zonder de pretentie ze te begrijpen, zonder de pretentie te weten waarom ze de dingen doen die ze doen. Dat is misschien de reden waarom je bij het lezen van zijn boeken het gevoel krijgt van een grote waarachtigheid, een grote oprechtheid, zoals de schrijver Héctor Abad, een landgenoot van Tomás González, opmerkte. Het gevoel dat je met iemand te maken hebt die serieuze ideeën, ervaringen en indrukken communiceert over de eeuwige problemen van het leven: over de strijd tegen de dood – of liever gezegd de strijd vóór het leven – over geweld, over goed en kwaad, over het kluwen van conflicterende motieven die we allemaal diep in ons meedragen.
Geweld op de achtergrond
In het werk van Tomás González ontbreekt elk spoor van magisch realisme à la García Márquez. Het geweld waarmee Colombia zo vaak wordt geassocieerd is ook geen thema in zijn werk, maar iets dat op de achtergrond aanwezig is, zoals het weer en de warmte en de jungle. Maar dat onnadrukkelijke opvoeren van het geweld heeft vaak wel een grotere impact. De roman Caballitos del diablo (‘Duivelspaardjes’) speelt bijvoorbeeld in een streek waar geweld aan de orde van de dag is en daarin komen we deze zin tegen: ‘Hij wilde niet meer dat Pilar ’s avonds alleen in de auto stapte, sinds ze alweer drie lijken langs de weg hadden gevonden, jongens, hun handen met ijzerdraad op de rug gebonden en één kogel in de nek.’ Dat is alles wat er over het geweld in de regio wordt gezegd.
Geweld is endemisch in Colombia, dus het zou struisvogelpolitiek zijn om daarover te zwijgen. Maar Tomás González vindt dat geweld niet iets specifieks of kenmerkends voor Colombia is: ‘Alle samenlevingen zijn in de geschiedenis door perioden van geweld gegaan.’
De Colombiaanse connectie
Eind jaren zestig kwam de literatuur van Spaans-Amerika plotseling wereldwijd in de belangstelling te staan. Hoewel die belangstelling de hele Zuid- en Midden-Amerikaanse literatuur betrof, wordt die zogenaamde boom vaak vooral met Colombia geassocieerd, omdat Gabriel García Márquez er de voornaamste exponent van was.
Het werk van Tomás González, die zijn eerste roman twintig jaar na de boom publiceerde, heeft, behalve in de tekening van zijn vrouwelijke personages (die komen er meestal goed van af), weinig gemeen met dat van García Márquez. Hij heeft nog het meeste affiniteit, en ook overeenkomsten, met een Colombiaanse schrijver van een veel oudere generatie, Tomás Carrasquilla (1858-1940), die net als hij uit de streek Antioquia komt. Die is echter buiten Colombia totaal onbekend en in geen enkele andere Europese taal vertaald.
Tomás González staat ook ver af van de huidige ster aan het Colombiaanse literaire firmament, Juan Gabriel Vásquez, die een veel intellectualistische schrijver is en meer plot-driven romans schrijft. En hij heeft helemaal weinig gemeen met bekende schrijvers als Laura Restrepo en Jorge Franco, die voornamelijk over het geweld in Colombia schrijven. Hij staat eigenlijk het dichtst bij Evelio Rosero, die net als hij ook erg afzijdig, een einzelgänger is.
Spaanstalig schrijver
Maar het zou onjuist zijn om Tomás González alleen als Colombiaanse schrijver te zien. Net zoals een Engelstalige schrijver behalve een Canadese, Amerikaanse, Britse of Australische schrijver ook een Angelsaksische schrijver is, maakt een Spaanstalige schrijver niet alleen onderdeel uit van de literatuur van zijn land, maar ook – of misschien wel vooral – van de literatuur van een heel taalgebied. En dat is zijn intellectuele of literaire vaderland. Of misschien wel zijn geografische vaderland: ‘Ik ben tot de ontdekking gekomen dat mijn land Latijns-Amerika is, niet Colombia,’ zei hij ooit.
Wereldliteratuur
Maar ook in die bredere context is Tomás González moeilijk te plaatsen. Hij is als schrijver juist zo interessant omdat hij een heel eigen weg bewandelt, die totaal onmodieus is, en tijdloze boeken schrijft. Ik zou hem ook liever in een kosmopolitischer verband willen zien. Hij komt uit een intellectuele familie, waar het normaal was dat je de groten uit de wereldliteratuur las: de Russen, de Duitsers, de Fransen, de Engelsen. Hij is beïnvloed door de wereldliteratuur. Hij zegt zelf sterk beïnvloed te zijn door de Amerikaanse schrijver William Faulkner en hij houdt erg van Victor Hugo, die hij nog steeds leest.
‘Nouveau roman’
Met zijn plotloze verhalen, waarin hij gewone mensen in hun dagelijkse doen volgt, lijkt hij het ideaal te hebben verwezenlijkt van de nouveau roman, zoals die werd verdedigd door de Russisch-Franse literatuurtheoretica Nathalie Sarraute. Zij vond dat schrijvers geen verhaal moeten vertellen, de lezer niet moeten afleiden met grootse gebeurtenissen en spannende plots, maar het kleine, het onsensationele laten zien.
Eerste verhalen in het Nederlands
De eerste verhalen van Tomás González die op Hanta verschijnen – de eerste verhalen die in het Nederlands gepubliceerd worden – zijn Heimwee naar de zee, dat eerder dit jaar in Engelse vertaling in het Amerikaanse tijdschrift Granta verscheen, en Victor komt terug, dat in 2012, eveneens in Engelse vertaling, in het Amerikaanse online tijdschrift ZYZZYVA werd gepubliceerd. Heimwee naar de zee komt uit de bundel El lejano amor de los extraños (2012) en Victor komt terug is uit de bundel El rey del Honka-Monka (1993).
De hoofdpersonen zijn typische González-mannen: gesloten, monomaan, eigenheimers, binnenvetters die niet zelden hun hersenspinsels ’s avonds en ’s nachts in sterkedrank dopen. Als ze zichzelf niet buitensluiten worden ze wel buitengesloten, eenzame types zijn het vaak, die klem zitten in het leven.
Hanta publiceert de komende twee weken vier verhalen van Tomás González. Heimwee naar de zee (26 augustus), Victor komt terug (30 augustus), Licht van je ogen (2 september) en Gettopalmen (6 september).
Op 1 september verscheen een interview met zijn vertaler Jos den Bekker.
Amira Armenta says
“… iemand die zijn mond opendoet omdat hij wat te zeggen heeft”. Dit is wat ik leuk vind aan Tomás González. Ik ben met je eens dat González “een heel eigen weg bewandelt,” onmodieus en tijdloze… maar, zijn boeken maken me totaal niet denken aan de nouveau roman stijl (Sarraute), NR is te abstraact en theoretisch. Tomás González is heel fysiek. Ben benieuwd naar het intervieuw.
Jos den Bekker says
Nee, je hebt gelijk, Amira. Tomás González is niet theoretisch en niet abstract. Dus kun je concluderen dat hij een totaal andere invulling heeft gegeven aan het credo van Nathalie Sarraute. Dat credo is en blijft echter: geen grootse gebeurtenissen en spannende plots, maar het kleine, het onsensationele laten zien. En dat doet hij.