Zo beeldend als David van Reybrouck schrijft – hoezo wordt dat niet opgemerkt – zo beeldend spreekt hij ook als hij op dreef is en het heeft over waar hij echt warm voor loopt. In aanleg is hij dan ook meer een kijker dan een schrijver, en dat heeft alles te maken met zijn moeder die beeldend kunstenaar is. ‘Stof, kleur, oude woorden, dat is het materiaal waarmee ik een wereld kan neerzetten.’
David Van Reybrouck ‘is ongelooflijk gevoelig voor de schoonheid van de wereld’ en houdt van ‘het non-verbale van schoonheid.’
Na het voorlaatste fragment – een van de laatste scènes uit La Grande Bellezza waarin ‘Santa’ ‘Jep’ vertelt waarom ze wortels eet, en Van Reybrouck het over zoeken naar en (niet) vinden van schoonheid heeft: ‘Hij heeft de grote schoonheid gezocht en niet gevonden. Zij is veel dichter bij gekomen, omdat ze er minder naar gehunkerd heeft, maar al die tijd midden in het leven stond’ – vertelt David Van Reybrouck onomwonden ‘grote dankbaarheid te voelen voor het leven dat ik in waarheid en schoonheid mag leven’ waarin hij inmiddels ‘rust en een gevoel van thuis’ heeft weten te vinden. ‘Thuis in het leven, en dat vervult me hoe langer hoe meer. Ik word steeds gevoeliger voor wat het leven is en wat het te bieden heeft.’
Waarna hij wolken liet zien, de Nuages van Marion Hänsel. ‘Wolken zijn de meest democratische vorm van schoonheid’, citeerde hij zijn schrijvende collega Annelies Verbeke. ‘Je moet er niets in zien. Je moet ze zien.’
Coulissen van een schrijverschap
David Van Reybrouck koos zijn fragmenten intuïtief. ‘Ze gaan over geschiedenis, schoonheid en mededogen. Onderwerpen die mij inspireren en stimuleren en de coulissen van mijn schrijverschap vormen.’
‘Wilfried, het kan niet misgaan: een zwerver kan nooit verdwalen’, spoorde hij zijn gastheer aan die wat meewarig leek te reageren toen Van Reybrouck het had over de homogeniteit waartoe dat intuïtieve kiezen desondanks had geleid.
De eindgeneriek als overgangsritueel
David Van Reybrouck begon bij het einde. Hij liet de eindgeneriek (de aftiteling) zien van In the mood for love en hield een vlammend betoog voor het helemaal uitkijken van de credits. ‘Het einde is een wezenlijk onderdeel van een film.’ Maar de eindgeneriek maakt volgens Van Reybrouck niet alleen onlosmakelijk deel uit van het artistieke product, ‘het is ook de overgang tussen de roes waarin de kijker nog verkeert en het leven dat buiten wacht. De eindgeneriek is een overgangsritueel, zoals een koffietafel na een begrafenis een overgangsritueel is. Ik begrijp niet dat mensen tijdens de eindgeneriek hun jas aantrekken, naar hun sleutels zoeken of hun mobieltje opstarten: dan mis je iets van de sfeer, van de poëzie van een film. De eindgeneriek zorgt voor het collectief landen na afloop.’
Voor David Van Reybrouck is de bioscoop dé plek om naar een film te kijken. ‘Ik geloof niet dat je net zo goed thuis kunt kijken. Bij film gaat het om collectieve artistieke vervoering.’
Toegewijde kunstenaars: Sam Dillemans
Samen met Luc Tuymans en Michaël Borremans vormt Sam Dillemans volgens David Van Reybrouck de voorhoede van de Belgische beeldende kunst. Deze ‘afgrondelijke’ kunstenaar kiest ‘met een genadeloze consequentie voor een leven dat geheel in het teken van de kunst staat. In een tijd dat iedereen aan het multi-tasken is en “wel eens wat anders wil” is dat een verademing.’
In het fragment uit De waanzin van het detail slaagt Sam Dillemans er net als David Van Reybrouck tijdens Zomergasten in om de ene waarheid na de andere in klinkende zinnen te verpakken: ‘Veel mensen zijn creatief, maar weinigen zijn kunstenaar’, ‘Kunst kent geen compromissen’, ‘Je moet niet mee zijn met de tijd, je moet boven de tijd staan’.
‘We zijn klaar voor vanavond’, zegt David Van Reybrouck onmiddellijk na afloop van het fragment: ‘Hier is alles al mee gezegd. Zulke toewijding. Zo opgaan, wonen in een tekst of een kunstwerk, dat al het andere betekenisloos wordt.’
Sam Dillemans verwoordt wat David Van Reybrouck ook vindt: ‘De drempel moet zo laag mogelijk zijn, maar de lat moet zo hoog mogelijk liggen. Ik verlang zo terug naar dit.’
David Van Reybrouck 1: ik kan niet schrijven als het dak lekt
Daarmee refereert David Van Reybrouck aan de periode dat hij als een bezetene werkte aan Congo: een geschiedenis, terwijl hij nu al een tijd in beslag genomen wordt door andere bezigheden. ‘Ik heb een aantal hoofdzaken. Ik ben een schrijver die ervoor gekozen heeft niet buiten de werkelijkheid te staan. Ik verhoud me tot de werkelijkheid en ik vind het moeilijk om te schrijven als het dak lekt.’
Omdat ‘het dak van de democratie lekt’ en hij ‘het jammer vindt dat er oplossingen zijn die in België, Vlaanderen en Nederland niet gekend worden’ heeft hij Tegen verkiezingen geschreven, waarin hij alternatieve vormen van volksvertegenwoordiging aanbeveelt, en startte hij de G1000 om burgers in de gelegenheid te stellen mee te denken over vraagstukken waar de politiek zich in vastbijt. ‘Maar ik heb over democratie gezegd wat ik te zeggen had: ik ga weer schrijven.’
Toegewijde kunstenaars: Tsjêbbe Hettinga
‘De Homeros uit Friesland’, die titel durfde David Van Reybrouck wel te reserveren voor Tsjêbbe Hettinga. David Van Reybrouck, die de Friese taal niet machtig is, vertaalde de gedichten van ‘de man met de pet en de Nietzschiaanse snor’ in het Nederlands en Van Reybroucks uitgever, De Bezige Bij, bereidt een uitgave van het verzamelde vertaalde werk voor.
‘Tsjêbbe Hettinga is de grootste dichter van de na-oorlogse Friese literatuur. Maar hij is niet alleen een Friese Heimat-dichter: er schuilt ook jazz in het Wad. Zijn poëzie heeft een epische dimensie en zou in de vijfde eeuw voor Christus geschreven kunnen zijn, maar tegelijk herbergt die poëzie moderniteit. Het is agrarische poëzie die zich niet tot het agrarische beperkt.’
Zo Tsjêbbe Hettinga al met andere dichters te vergelijken is, dan met Hugo Claus en H.H. ter Balkt: ‘het zijn de meest vlezige, gulzige dichters: het vet druipt ervan af.’
Volgens David Van Reybrouck is de poëzie van Hettinga niet makkelijk om te lezen, maar met het voordragen door die dichter zelf wonnen de gedichten aan toegankelijkheid.
Als David Van Reybrouck het heeft over zijn persoonlijke contacten met de te vroeg overleden dichter, wordt hij stil. ‘Ik mis hem…’. ‘Wat mis je?’ wil Wilfried de Jong na een stilte zijnerzijds weten. ‘Zijn stem. Zijn humor.’ Dat de pöezie er nog is, lijkt een schrale troost.
David Van Reybrouck 2: verbonden met zijn geboortegrond
Een fragment uit Rundskop – de enige scène die niet tot in details was uitgeschreven en gerepeteerd: toen er een koe moest kalveren, werd er gedraaid – brengt hem terug naar zijn geboortegrond: het West-Vlaamse platteland.
‘Tot de jaren tachtig was speelden veel Vlaamse films zich af op het platteland. Wij hadden een traditie als het gaat om “boerencinema”. Daarna werden de films steeds “steedser”. Michaël Roskam trekt zich daar niets van aan. Rundskop is een hedendaagse boerenfilm over de hormonenmaffia, over vriendschap en verraad.’
‘Ik voel me nauw verbonden met het land, met het landleven. Ik kijk daar niet op neer. Ik doe zoals Le Corbusier het formuleerde: “Houd van de natuur, woon in de stad”. Ik voel een grote mate van liefde voor het landschap waar ik vandaan komt.’
David Van Reybrouck 3: het herdenken herdenken
De aflevering van Man bijt hond over obussen (handgranaten) in het open veld en de instructie die Poolse seizoenarbeiders krijgen over hoe daarmee om te gaan, is volgens David Van Reybrouck een evergreen op Youtube. Voor hem is het ‘meer dan satire, het ontroert ook. Het gaat over taal, over zoeken, over communiceren.’
Honderd jaar na de Grote Oorlog is er een afdeling van het leger dat zich alleen maar bezighoudt met het ontmantelen van springlading.
Honderd jaar na de Grote Oorlog vallen er nog steeds veel doden op het West-Vlaamse platteland. Het gebied heeft het hoogste percentage zelfdodingen onder jongeren. ‘Om de tien dagen pleegt er in West-Vlaanderen iemand onder de dertig zelfmoord.’
Dat was voor David Van Reybrouck reden om op een andere manier stil te staan bij het herdenken van de Eerste Wereldoorlog. ‘Herdenken is nodig, maar die herdenkingsindustrie die ontstaan is, heeft iets onsmakelijks.’ Dat het feitelijk een regionale herdenking is terwijl het om een wereldoorlog ging, doet volgens Van Reybrouck geen recht aan de toenmalige ernst van de zaak: ‘Niet de Belgen hadden de herdenking moeten initiëren, maar de VN of de Unesco.’
Samen met Magnum-fotograaf Carl de Keyzer maakt David Van Reybrouck een tentoonstelling over de hedendaagse zelfmoord-doden: ‘een tentoonstelling die het herdenken wil herdenken’. Een tentoonstelling om ‘het taboe op de dood van vele jonge mensen te doorbreken’.
‘Ik heb net vijf maanden in de regio gewoond om onderzoek te doen naar zelfdoding. Ik ben nabestaanden gaan interviewen en heb afscheidsbrieven verzameld.’
‘Ik heb nachten niet geslapen… vanwege de totale ravage die zelfdoding in een familie kan aanrichten. Ik ben onder de indruk van de wijsheid die nabestaanden ontwikkelden. De wijsheid om op te geven een verklaring te vinden. Omdat de ultieme verklaring er niet is. Ik ben onder de indruk van hun bereidheid om als therapeut of klankbord een geste naar anderen te maken.’
De samenwerking tussen Carl de Keyzer en David Van Reybrouck zal uitmonden in een tentoonstelling waar je letterlijk doorheen kunt schrijden. Tekst en beeld gaan een lang lamento vormen.
Bij die tentoonstelling blijft het wat Van Reybouck. ‘Ik ben geen kunstenaar die een artistieke uiting twee of drie keer hergebruikt.’
Congo 1: Cemetery State
Zomergasten zonder Congo is voor David Van Reybrouck geen optie. Het eerste van de twee fragmenten – uit Cemetery State, een documentaire over een van de oudste begraafplaatsen van Kinshasa – gebruikt hij om te laten zien hoe de opvattingen van een nieuwe generatie opvattingen rituelen veranderen, en daarmee verandert ook de samenleving.
‘Om de tien jaar verdubbelt de bevolking van Kinshasa. De urbanisatie gaat daar harder dan waar dan ooit. De stad dijt uit.’ Tegelijk wordt er elders in Congo nog op de traditionele manier geleefd en gedacht. David Van Reybrouck signaleert een tweedeling ‘In het hart van Congo liepen kinderen voor mij weg, omdat ze nog nooit een blanke gezien hadden. Er is sprake van enclavevorming. De wegen die naar de afgelegen gebieden voerden, zijn verdwenen. Er ontstaan eilandjes. Gemeenschappen in afzondering.’
Congo 2: De vissers van Wagenia
De documentaire die Gérard de Boe in 1952 maakte over de vissers van Wagenia leidt tot een gesprek over kijken met een koloniale, post-koloniale en/of post-post-koloniale blik. ‘In de tijd dat de film gemaakt werd, dat was nog voordat Congo onafhankelijk werd, vonden Belgen het wel interessant om die beelden te zien. Congo was een soort openluchtmuseum. De film – waaraan de invloed van Leni Riefenstahl is af te lezen: mag je Leni Riefenstahl mooi vinden? Ik vind van wel – paste in het koloniale vertoog en was bedoeld als propaganda. Maar je doet Gérard de Boe tekort als je zijn film alleen als propaganda beschouwt.’
‘Wie kijkt met de koloniale blik moet wel tot de conclusie komen dat België goed was, terwijl de post-koloniale blik een wezenlijk ander oordeel oplevert: België was slecht. Ik probeer in mijn boek over Congo met een genuanceerde post-post-koloniale blik te kijken. Ik probeer de grijswaarden te laten zien. Ik weiger me vast te pinnen op de tweedeling zwart-wit, goed-slecht.’
‘Ik wil verder kijken dan de schuldvraag. We moeten luisteren naar de Congolezen van vandaag. Dat jonge Belgen zich schuldig voelen, daar hebben zij geen boodschap aan.
De geschiedenis gaat vooruit. Je moet de mensen van nu serieus nemen en niet je eigen morele uitgangspunten en aannames op hen projecteren. Clichés over Congolezen en Belgen mogen dan misschien grappig zijn, als historisch kader om over kolonialisme te denken zijn ze onbruikbaar.’
David Van Reybrouck maakt zich zorgen over een nieuwe vorm van kolonialisme: ‘Dat internationals de ruimte koloniseren en de sociale structuur vormen en bepalen, is een probleem.
Congo: een geschiedenis stond lang tussen de schrijver en het land in, maar binnenkort gaat David Van Reybrouk terug naar Congo. ‘Ik ben nog niet klaar met het land.’ Maar het blijkt ‘moeilijk om van het land te genieten als je de misère kent.’
(Volgens David Van Reybrouck is België beter bezig als het om het kritisch bekijken van de eigen rol in de koloniën dan Nederland. ‘Indonesië is gedekoloniseerd, Nederland nog niet.’)
Waarheid en verzoening in Zuid-Afrika
De Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika heeft ‘mijn denken over democratie enorm beïnvloed’. De keuze voor een tussenweg tussen berechten en met de mantel der liefde bedekken, waardoor slachtoffers en daders met elkaar in gesprek gaan in de hoop op verzoening, is volgens Van Reybrouck een ‘groots geschenk’. Volgens hem zou Zuid-Afrika zonder de Waarheids- en Verzoeningscommissie en Tutu’s menselijkheid zou het land volgens hem in een bloederige burgeroorlog verzeild zijn geraakt.
‘Zuid-Afrika heeft het zoveel wijzer aangepakt dan België na de Tweede Wereldoorlog is omgegaan met daders en slachtoffers. ‘Je kunt wonden toedekken, maar vroeg of laat breken ze open. Je kunt dus maar beter de viezigheid en de wond schoonmaken, om te proberen daarna samen verder te leven. Restorative justice: ik vind dat prachtig.’
Dat de Waarheids- en Verzoeningscommissie ‘werkte’ om in het reine te komen met een complex verleden, heeft volgens Van Reybrouck alles met de cultuur te maken: ‘In de Afrikaanse filosofie is de maatschappij belangrijker dan het individu.’ Hoe ingrijpend de confrontaties tussen daders en slachtoffers waren, werd nog maar eens duidelijk uit het fragment uit Long night’s journey into day.
David Van Reybrouck 4: op zoek naar waarheid en verzoening
Waar Wilfried de Jong in eerdere afleveringen van Zomergasten hengelde naar het privéleven van zijn gast kreeg hij dit keer spontaan een uitermate persoonlijk verhaal te horen, over waarheid en verzoening. Van Reybrouck had graag gezien dat er in een kwestie die hem persoonlijk aangaat sprake was geweest van restorative justice.
Tijdens een wintersportvakantie verloor hij vijf vrienden doordat een vliegtuig de gondel van een skilift raakte. Alle twintig inzittenden kwamen om. Volgens Van Reybrouck leek alles erop dat de militaire bemanning van het vliegtuig aan het stunten was.
‘Ik ben geen ouder die een kind verloren heeft en geen man die een partner verloor, maar ik zou willen weten wat er is gebeurd en hoe de piloten zich voelen. Ik kan met niet voorstellen dat je als je door roekeloos gedrag twintig mensen de dood ingejaagd hebt nooit meer denkt aan wat er gebeurd is. Hun leven is ook kapot. Ik wil de piloot spreken, nog altijd, maar ben er nog niet klaar voor om hem op te zoeken. Zijn bevrijding zou mij deugd doen. Ik geloof in de Afrikaanse manier van conflictbemiddeling. In het de tijd nemen om met elkaar te praten en dingen uit te spreken.’ In plaats van het kat-en-muisspel dat aanklager en advocaat in de rechtszaal speelden, had Van Reybrouck liever gezien dat waarheidsvinding centraal had gestaan.
‘Het zit niet meer alle dagen in mijn systeem, maar ik heb de piloot een decennium geminacht.’
David Van Reybrouck verwerkte wat hij meemaakte in de roman Slagschaduw. ‘Het was belangrijk om dat boek te schrijven. Om door de taal, door de schoonheid van de taal een uitweg uit verdriet te vinden. In de schaduw van zo’n verlies kun je wrok of luciditeit laten groeien. Ik het voor luciditeit gekozen.’
Dat David Van Reybrouck een grote daadkracht aan de dag legde toen hij de ouders van zijn vrienden de dood hun kinderen moest aanzeggen, heeft hem lang dwars gezeten. ‘Hun ouders hebben mij bedankt dat ze het nieuws niet van de politie moesten horen, maar ik schaamde me voor mijn daadkracht.’ Doordat hij op dat moment in staat was wie hij was los te koppelen van wat hij deed, verloor hij een deel van zichzelf.
David Van Reybrouck 5: even ontspannen
David Van Reybrouck heeft naast schrijven en maatschappelijk betrokken opereren ook nog ruimte om te ontspannen. Hij houdt van vroege reggae – hij liet Lee Perry aan het werk zien, zoals opgenomen in Roots, Rock, Reggae. ‘Vroege reggae is brute schoonheid, zoals Romaanse bouwkunst brute schoonheid is. Onbehouwen perfectie.’
En hij klimt (al twintig jaar). Dat hij houdt van de schoonheid van het klimmen, bracht hij onder woorden na het zien van Emilio Comici, die in de jaren dertig de Dolomieten bedwong. ‘Hij was een estheet. Hij vergeleek klimmen met ballet.’ Klimmen is verticaal ballet, preciseert David Van Reybrouck even later.
Het gaat David Van Reybrouck tijdens het klimmen niet om de kick, ‘maar om de grote schoonheid van het traag en geconcentreerd mogen bewegen in een subliem landschap.’ Een traagheid die te vergelijken is met de traagheid van poëzie. ‘Je maakt weinig meters, maar mooie meters.’
Toegewijde kunstenaars: Marguerite Duras
Kort maar krachtig is het citaat uit Écrire waarmee Marguerite Duras duidelijk maakt wat schrijven voor haar betekent. Haar woorden lokken woorden van bewondering uit, daarna legt David Van Reybrouck hoe hij zelf te werk gaat.
Toegewijde kunstenaars: Agnès Varda
Arenlezen – dat woord kwam me ondanks David Van Reybrouck stelligheid dat het in het Nederlands niet bestaat toch heel bekend voor – dat is wat ‘les glaneurs et la glaneuse’ in de gelijknamige film van Agnès Varda doen. En Agnès Varda zou Agnès Varda niet zijn als ze niet zelf een graantje meepikt. Zoals in veel van haar films mengt ze zich ook hier als vertellende instantie in het verhaal.
Toegewijde kunstenaars: Nick Steur
Nick Steur is na Sam Dillemans en Tsjêbbe Hettinga de derde kunstenaar die Wilfried de Jong dankzij David Van Reybrouck leert kennen. Nick Steur stapelt stenen. ‘Eerst zie je de acrobatiek, maar na verloop van tijd is het pure schoonheid. Dit is Rothko voor mij.’ Dat Wilfried de Jong die verwijzing niet schijnt te snappen, stemt Van Reybrouck ontevreden. Eigenlijk wil hij het helemaal niet uitleggen. Het spreekt toch vanzelf. ‘Zo troostrijk. Zo mooi. Zo uitgepuurd. Zo echt. Het gaat over de aarde. Over zorgzaamheid. Over liefde voor de aarde die de onze is.’
‘Dat heb je mooi uitgelegd.’
Met David Van Reybrouck is Zomergasten in zekere zin weer terug waar het seizoen begon. Net als Freek de Jonge huldigt David Van Reybrouck hele duidelijke ordenende principes. Bij Freek de Jonge zijn dat vertrouwen, discipline en concentratie. David Van Reybrouck propageert toewijding en schoonheid. Net als Freek de Jonge (en Reinbert de Leeuw) had David Van Reybrouck Wilfried de Jong niet nodig om zijn verhaal te vertellen. Daardoor bleef de rol van de gastheer noodgedwongen beperkt.
David Van Reybrouck beloofde aan het begin van de avond een homogene selectie: ‘de coulissen van zijn schrijverschap’. David Van Reybrouck liet zich opleiden tot prehistorisch archeoloog: ‘ik wilde mijn liefde voor literatuur niet verwetenschappelijken. Ik heb het aardse nodig. Ik boetseer graag. Ik beeldhouw. Ik vond het belangrijk om een studie te kiezen dat aansluit bij hart, hoofd én handen. In Zomergasten liet hij meer zien dan alleen de coulissen van zijn schrijverschap. Tenzij David Van Reybrouck vindt dat de mens die hij is volledig samenvalt met dat schrijverschap.
Ellen Smal says
Ik vond het belangrijk een studie te kiezen die aansluit bij hart, hoofd en handen.
Prachtig! Ik hoop dat meer jonge mensen die keuze maken; niet alleen bij het kiezen van een studie maar ook bij hoe ze hun leven vorm willen geven.
Dank voor je commentaar bij deze interessante zomergast,
Ellen