Toen een nogal militaristische instructeur mij een half uur had laten spartelen in een wankele skif, kwam ik tot de conclusie dat roeien niet mijn ding was. Helaas, want ik had me er veel van voorgesteld, en in Oxford had het ferm doorhalen er heel eenvoudig uitgezien. Jammer ook omdat ik tijdens een oefening op het droge blijk had gegeven van enige aanleg.
Aan die jarenlang gekoesterde droom die binnen dertig minuten in duigen viel, moest ik de afgelopen dagen af en toe denken. Want tussen heel veel andere bedrijven door zag ik beelden van het WK Roeien op de Bosbaan.
Over die roeibaan in het Amsterdamse Bos schreef Karel N.L. Grazell, de stadsdeeldichter van Zuid, dit gedicht:
Roeibaan
(werkverschaffing crisisjaren dertig)
Thuis kwam onverwacht een man
en telde de armoe in de linnenkast:
één armoe op de plank, één in de was,
en één om te verdragen.
Wie meer had, kreeg fronsende straf.
De aangemelde werkverschaften,
van magazijnmeester tot conducteur,
van meesterknecht tot cargadoor,
ze groeven moeizaam de roeibaan
met schop en ongewende hand,
werkten met klei op hun blaren,
met kramp in hun dijen.
Ik zag ze na de middag staan:
van modder bij onze bushalte.
Waren ze de minste slaven?
Nee, Graven van Baan en Bos,
met thuis de armoe in de linnenkast:
één armoe op de plank, één in de was,
en één om te verdragen.
En tel uit onze winst.
Van het uittellen van onze winst is dit WK geen sprake. De Nederlanders weten het thuisvoordeel helemaal niet uit te buiten. Het is volgens de commentatoren een zeer teleurstellend toernooi.
Leave a Reply