Sinds een jaar of wat zit ik in een leeskring. Dat wil zeggen… eigenlijk zit ik niet in een leeskring, eigenlijk leid ik een leeskring. Ik zat op een terras in een stad waar ik ooit werkte en woonde – in die volgorde ging het – toen er iemand uit die voorbije tijd langs kwam. Die iemand zei op zoek te zijn naar mij, want ‘ze’ waren op zoek naar iemand die de leesclub kon leiden. Ik kon met niet voorstellen dat de voorzienigheid mij daarom juist die dag op die plek in dat zonnetje had laten plaatsnemen. Maar het verzoek nam ik welwillend in overweging.
In de tijd dat ik nog werkte op de plek waar ik vanaf mijn stoeltje in de zon op uitkeek, waren leeskringen a pain in the ass om het maar eens oneerbiedig te zeggen. Clubjes dames van goeden huize die zich best zes keer per jaar een boek konden veroorloven, eisten nog maar net verschenen titels in zoveel exemplaren op dat een hele regio maandenlang achter het net viste. Ik haalde die niet zo dierbare herinneringen op met degene met wie ik in de zon zat en die hier vroeger ook woonde en werkte – in die volgorde. Minimaal één keer per jaar komen wij samen voor de reünie in besloten kring die vriendschap heet. Soms rijden we dan ook even langs vroeger.
Niet de minste onder de schrijvers antwoordde me eens toen ik hem vroeg waarom hij zijn aandacht zo versnipperde: elke ervaring is ergens goed voor, al is het maar omdat je erover kunt schrijven. Toen ik ja zei tegen het welwillend in overweging genomen verzoek, wist ik niet precies waarom. Mijn enige excuus was dat ik alles in de literatuur een keer gedaan wilde hebben.
Lezen is een solitaire bezigheid en lezen in clubverband dus een contradictio in terminis. En toch kiezen opvallend veel mensen er voor om een paar keer per jaar een boek samen met steeds dezelfde anderen te lezen en er tijdens genoeglijke bijeenkomsten waar de thee voor iedere ronde vers gezet wordt en het gebak van de beste bakkers komt – althans: zo gaat het bij ons. Als ik naar mijn leesclub ga, sla ik het ontbijt over – over te praten.
Het zijn niet de minste lezers, en het zijn ook geen vrouwen – wij zijn met zeven vrouwen waarvan ik zelf verreweg de jongste ben: ik beledig niemand als ik zeg dat verder iedereen de zestig ruim gepasseerd is, de oudste is 83 – die in een sociaal isolement verkeren en om een praatje verlegen zitten, integendeel.
Zes keer per jaar lezen ze een boek dat ze anders misschien nooit gelezen zouden hebben: dat is mijn insteek, elke keer als ik een boek voorstel. Een boek kiezen is een hele klus omdat ik er een semi-democratisch proces van gemaakt heb. Ik nomineer per keer drie titels – bij het selecteren houd ik rekening met de spreiding over taalgebieden en tijdperken; zoek ik naar een evenwicht tussen actualiteit en beschikbaarheid en probeer ik voorkeuren en aversies voor te zijn. Dat een boek niet meer dan twee honderd pagina’s dik mag zijn en de letters niet te klein, neem ik naarmate ik langer meedraai voor kennisgeving aan, net zoals ik me niet meer erger aan het niet lezen en toch een hoog woord voeren – en geef de anderen de mogelijkheid om tegenkandidaten aan te dragen, wetende dat dit tot onbeargumenteerde propaganda van soms niet eens gelezen lievelingen zal leiden.
Ik heb er niet voor doorgeleerd, dus laat ik het geven van literatuurles graag aan anderen over. Thema’s, motieven, het verklaren van de titel en indien van toepassing de namen van de personages, de biografie van de schrijver, de stroming waartoe hij/zij behoort, ik besteed er aandacht aan, maar de nadruk ligt voor mij toch op het laten landen van dat boek te midden van al die andere gelezen boeken. Op wat een boek toevoegt aan wat al over het leven geweten wordt.
Dat daardoor het gesprek dat ontstaat soms weinig meer met het boek in kwestie, maar alles met de lezeressen te maken heeft, neem ik voor lief. Er is altijd wel een manier om toch weer to the point te komen.
De gesprekken die dit samen lezen oplevert zijn geanimeerd. Ook – ook, niet juist – als een boek niet door iedereen gewaardeerd wordt. Door het samen lezen heb ik de mensen met wie ik lees beter leren kennen. Zij hebben me bovendien met andere ogen naar het ene na het andere boek laten kijken. Maar bovenal wordt mij meer en meer duidelijk hoe ik lees.
Ik haak niet af als ik een feitelijke fout constateer of vermoed. Het antwoord op de vraag of gebeurtenissen in een roman rechtstreeks terug te voeren zijn op het leven van de schrijver is voor de waardering van het boek niet belangrijk, voor het begrijpen soms wel. Met zorg geschreven zinnen wegen op tegen een zwak verhaal. Ik ben een intuïtieve lezer, vraag me niet dat toe te lichten. Ik lees veel maar niet snel. Ik ben gevoelig voor hypes: een boek dat alle aandacht krijgt, laat ik liever nog even links liggen. Het lezen van de ene roman lokt vaak het lezen van een andere uit. Ik vind het moeilijk om romans van schrijvers die me als mens dierbaar zijn aan te bevelen, hoe goed ze – die romans – volgens mij en anderen ook zijn. Ik lees een boek zoveel mogelijk in de context van een oeuvre.
Dat en dat dat niet vanzelfsprekend is, weet ik doordat ik af en toe samen met anderen praat over een boek dat we net allemaal gelezen hebben. Het lezen zelf, dat doe ik vanzelfsprekend alleen. Lezen is en blijft een solitaire bezigheid.
Over twee weken ‘bespreken’ we Liefde in tijden van cholera van Gabriel García Márquez. Eigenlijk veel te dik volgens de maatstaven van de dames. Maar toen we moesten kiezen was García Márquez net dood. Liefde in tijden van cholera is een impulskeuze.
Vanwege Liefde in tijden van cholera liggen Gabriel García Marquez. Terug naar de oorsprong: biografie van Dasso Saldívar en Het Colombia van Gabriel García Márquez van Marcel Bayer binnen handbereik.
Ik heb voor de gelegenheid Liefde in tijden van cholera herlezen en de dames de vraag gesteld wie volgens hen de hoofdpersoon is. Ik ben benieuwd hoe vaak ze tijdens het lezen van mening veranderd zijn.
Leave a Reply