Met de tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag op komst is het niet zo raar dat deze en gene Mark Rothko dezer dagen in kunsthistorisch perspectief plaatste. Hoewel ook Jan Brokken in Baltische zielen (2010) uiteindelijk bij de kunst uitkomt en Mark Rothko niet de enige kunstenaar is in Baltische zielen is, is zijn insteek een andere.
Jan Brokken portretteert zevenentwintig markante mensen (m/v) die ondanks de druk van de omstandigheden in eigen kring en op grotere schaal naam gemaakt hebben.
Wat die 27 zielen met elkaar gemeen hebben is dat zij – en hun families – zich moeten verhouden tot de geschiedenis. Ze leven/leefden in grenslanden – Estland, Letland en Litouwen – die lang bij Rusland (in diverse staatkundige constellaties) hoorden. De Baltische staten zijn inmiddels onafhankelijk, maar daarmee is dat verleden geen verleden tijd niet voorbij. Zeker niet voor degenen onder de 27 die joodse wortels hebben.
Onderweg naar Daugavpils waar Mark Rothko tot zijn tiende woonde, kijkt Jan Brokken uit de trein naar buiten:
‘Door het raam zie ik twee overheersende kleuren: het rood van de hemel en het groen van de bossen. Het rood is gloedvol en doortrokken van schimmige halftinten, het groen wordt door een bruinzwart van de takken onderbroken. Het zijn vlakken die ik zie, boven- en ondervlakken; tegenstellingen die elkaar nodig hebben – de hemel wordt pas hemel wanneer er ook een aarde is, het rood wordt roder door het donkere ondervlak.’
Dat hij het landschap zo ziet en zo beschrijft, heeft natuurlijk alles te maken met het werk van Mark Rothko.
‘Een schilderij glijdt voorbij, een nooit eindigend schilderij, krachtig en verontrustend, verstild en diepzinnig. Een schilderij van Rothko. Schilders laten je zien wat er altijd al is geweest, maar wat je nooit zo hebt waargenomen. Hun zienersblik beïnvloedt de jouwe. De vraag is altijd weer wat die blik van de schilder heeft bepaald of gescherpt.’
Daar zoekt Jan Brokken in Daugavpils naar. Maar ook in de biografie van de familie en in uitspraken van Mark Rothko zelf. En hij luistert naar de verklaringen van biografen en anderen die zich net als hij met Rothko bezighouden omdat ze door zijn werk gegrepen zijn.
Steeds als ik Brokkens stuk over Mark Rothko – Het begin van een onbekend avontuur: in het licht van Mark Rothko – lees, blijf ik steken bij deze zinnen:
‘Breken met de traditie hoefde hij niet, hij was al te zeer van haar losgeraakt. Het enige wat hij moest doen was voortgaan op de weg van de ballingschap, en dat deed hij consequent, zonder zich te bekommeren om verguizing of miskenning’,
omdat ik denk dat verguisd en miskend worden het ergste is dat een mens kan overkomen – erger nog dan verbannen en ontworteld zijn – en ik bijna niet kan geloven dat het Mark Rothko niets kon schelen.
Ik realiseer me dat dit niet kunnen geloven door wordt bepaald door wat ik over Rothko denk te weten. Ik weet onder andere hoe hij aan zijn einde kwam.
Als ik hem goed gelezen heb, doet het Jan Brokken deugd dat Mark Rothko voor de jongste lichting studenten in Daugavpils ‘de grootste schilder die Letland heeft voortgebracht’ is, al was er ten tijde van Rothko nog een sprake van het Letland waar de studenten op doelen.
Uit de mond van een lang, mager meisje dat hem vraagt of Mark Rothko nooit twijfelde aan zijn kunst – ja, dat deed hij, hij twijfelde of zijn werk geen gekleurde façades waren, ‘kamerschermen, waarachter hij zijn zelf-zijn, zijn eigen geschiedenis en zijn eigen tragedie verborg’ – tekent Jan Brokken deze woorden van waardering op: ‘Dat is nu juist wat me erin aanspreekt. Het vermoedelijke, niet-zichtbare… Als je uit dit land komt, heb je veel te verbergen.’
(Luister hier naar een interview met Jan Brokken over Mark Rothko op Radio 1.)
Leave a Reply