Ooit hoorde ik iemand zich meesterlijk verspreken. Sinds die tijd is ‘de ark van Noga’ bij mij thuis een staande uitdrukking (en speel ik met het idee een kinderboek met die titel te schrijven).
Binnenkort is er niemand meer die het de verspreker nazegt. In de deze week verschenen Bijbel in Gewone Taal – bewerkt voor mensen zoals de verspreker (die zich van geen verspreken bewust was) – bouwt Noach geen ark meer maar een boot. Dat is jammer, want zeg nou zelf: ‘de boot van Noga’ klinkt minder spannend en geheimzinnig dan ‘de ark van Noga’.
(Zodra ik de Bijbel in Gewone Taal in handen heb, zoek ik op wat er van ‘de ark des verbonds’ geworden is.)
Tien jaar geleden verscheen de Nieuwe Bijbelvertaling. Daarin werd de taal van de Bijbel aan de tijd aangepast. Sindsdien bestaat ijdelheid niet meer. Sindsdien is alles lucht en leegte.
In de Bijbel in Gewone Taal staat de taal niet centraal. De Bijbel in Gewone Taal is er voor de mensen. Voor zoveel mogelijk mensen. Vandaar die gewone taal.
(Maar ik neem aan dat Noach in De Bijbel in Gewone Taal nog steeds Noach heet en dat al die anderen ook nog steeds hun onmogelijke namen dragen.)
Voor de boodschap is die gewone taal misschien beter. Die wordt dan door meer mensen beter begrepen. Maar de Bijbel is meer dan alleen boodschap.
Voor mij is taal een onlosmakelijk deel van een verhaal. Het gaat niet alleen om wat er gezegd wordt, maar ook om hoe het gezegd wordt. Lucht en leegte allitereert weliswaar mooi, maar ik was er nogal aan gehecht dat alles ijdelheid is.
Ik ben benieuwd wat er van de verhalen overblijft in de Bijbel in Gewone Taal.
Leave a Reply