Een rauwe, pijnlijk grappige vertelling over macht en onmacht, over liefde, filosofie, erotiek en alcohol. Maar vooral over al te luide eenzaamheid. Een verhaal waarin mislukking charmeert, falen doet glimlachen, en strompelen doet filosoferen’, zo wordt de voorstelling Al te luide eenzaamheid van Bohumil Hrabal omschreven op de site van Theater Zuidpool uit Antwerpen.
En op de flyer staat: ‘De Tsjechische auteur Bohumil Hrabal schreef met Al te luide eenzaamheid een ontroerend relaas over een papierpletter. Een man in een Praagse kelder die leeft tussen oud papier en boeken. Tegen zijn wil in is hij ontwikkeld geraakt. Hij er vaart dat alles van waarde weerloos wordt. Het enige wat hem hoop verschaft, zijn getuigenissen uit de oude wereld. Een verhaal waarin mislukking charmeert, falen doet glimlachen, en strompelen doet filosoferen.’
Vijfendertig jaar lang al kwijt de papierpletter zich van zijn taak als Bohumil Hrabal hem ten tonele voert. Dat memoreert hij – de papierpletter – in de novelle Al te luide eenzaamheid meer dan eens. Veel van de hoofdstukken met het noemen van de lengte van het dienstverband.
Niets wijst er op dat aan de betrekking een eind komt, tot aan het begin van het zevende hoofdstuk blijkt dat de papierpletter moet vrezen voor zijn baan.
‘Vijfendertig jaar lang heb ik oud papier geperst op mijn mechanische pletpers, vijfendertig jaar lang had ik gedacht dat ik zo, zoals ik werkte, voor altijd zou blijven werken, dat die pers met mij met pensioen zou gaan, maar de derde dag nadat ik die gigant van een pers bij Bubny had gezien, werd het tegendeel van al mijn dromelarij werkelijkheid. Ik kwam op mijn werk en daar stonden twee jongelui, ik herkende ze, het waren leden van de socialistische arbeidersbrigade, ze waren gekleed alsof ze zo dadelijk baseball moesten spelen met hun oranje handschoenen en oranje Amerikaanse petten met klep en blauwe werkbroeken tot aan hun tepels en groene coltruien onder de galgjes. Een triomfantelijke chef leidde hen rond in mijn keldergewelf, liet hun mijn pletpers zien en de jongelui voelden zich er meteen thuis, ze legden schoon papier op de tafel en zetten daar hun flessen melk op en ik stond daar bedeesd en beduusd bij, ik voelde me gestresst en gepresst en opeens merkte ik aan mijn lichaam en ziel dat ik nooit meer in staat was om me aan te passen, dat ik in dezelfde situatie verkeerde als ooit die monniken van een paar kloosters, toen deze erachter kwamen dat Copernicus een ander slag kosmische wetten had uitgevonden dan tot dan toe had gegolden, dat de aarde niet het centrum van de wereld was, maar omgekeerd, die monniken hebben toen collectief zelfmoord gepleegd, omdat ze zich geen wereld konden voorstellen die anders was dan die waarin en waardoor ze tot dan toe hadden geleefd.’
(vertaling: Kees Mercks)
De papierpletter in Al te luide eenzaamheid heet Hanta.
Leave a Reply