Gisteren, toen het miezerde op de Westersingel in Rotterdam, las Breyten Breytenbach daar voor uit Alles één paard: verhalen en beelden. Hij las voor hoe hij daar jaren eerder stond om die boom en in die boom de poëzie te eren – het verhaal heet Deze onherinnerbare herinnering bestaat:
‘Ik ken D.E. Zeg maar zo goed als ik mijn eigen broer zou kennen. Jaren geleden toen ik in de gevangenis zat, gaf hij me een bundel aantekeningen door waaruit ik een verhaal probeerde te maken. Als je Mouroir leest kun je het tegenkomen. Het was een genereus gebaar. Ik ben hem iets schuldig. Vandaag 22 juni 1986, hier in Rotterdam, ben ik in de gelegenheid mijn schuld in te lossen. De zon schijnt maar het is niet heet. D.E. heeft me een speech gegeven om voor te lezen. Vierendertig mensen staan in de schaduw aan de kant van een kanaal. Maga is hier en Taraxippos, Bert, Kure, Harpagos, Phlogée, Djaran zijn er ook. We nemen deel aan de ceremonie van het groeten van de boom der poëzie. Ik ga nu de aantekeningen voorlezen, de inaugurele opmerkingen. Niemand kent D.E. Soms wordt ik overstemd door het geluid van passerende voertuigen. Een klein meisje kijkt me strak aan, een vinger in haar mond. De takken zijn versierd met linten in vele kleuren. En die wapperen in de wind.
Het is met een gevoel van immense voldoening dat ik hier vandaag sta. Het woord dat gedroomd werd in de naamloosheid van de gevangenis is sap en vezel geworden. Het zal tastbaar zijn als een boom. Het aanwezige woord kan een geluid zijn, als een passerende tram, maar het afwezige is ruimte. Het is weerklank. We zijn hier ter inwijding van de afwezigheid’,
en dan gaat het verhaal verder.
Ik stond stil naar Breyten Breytenbach te luisteren. Dit keer bood de plataan bescherming tegen het water (een plataan is overal goed voor). De takken waren niet versierd met linten, maar met overhemden. Overhemden vol woorden. Op een ervan stond:
om ’n gedig te skryf
is soos ’n hond dood te maak
hy weet vooruit die donkersny kom
en wurg aan die tou
met verskriklike tande
woorden die Breytenbach ook voorlas. Hij wilde het hemd met zijn woorden maar wat graag hebben.
Woorden in een taal die op het Nederlands lijkt. Maar het is een misverstand te denken dat we elkaar daarom verstaan, waarschuwde Breyten Breytenbach toen hij na het onthullen van de plaquette onder de boom – op verboden terrein: om bij de boom te komen moeten er tramrails overgestoken worden en dat mag niet – in gesprek ging met Bas Kwakman ,de directeur van Poetry International, die alles wat Breytenbach las in vertaling tot het publiek door liet dringen.
Dat zei hij nadat hij ook al gezegd had dat autobiografisch schrijven relatief is. Leven en schrijven dragen bij aan het worden van mens en een schrijver.
Ik las zijn halve oeuvre forensend in de winter van 1984 (en nog veel meer in de jaren daarna, tot nu toe). Breytenbach was toen nog maar net vrij – twee jaar, na er zeven vastgezeten te hebben. Ik begon met De ware bekentenissen van een witte terrorist. Ik kon niet niet onder de indruk zijn.
Leave a Reply