De ene zonde is de andere niet
Eldert Haman betreedt het jongenspensionaat – ‘Sint Jozef ter Engelen in Blijderhagen, diep in Limburg op de Duitse grens’ – als lekenleraar. Hij mag zich vestigen in het gastenverblijf. Als dat gastenverblijf verbouwd wordt, krijgt hij vervangende verblijfsruimte aangeboden. Niet geheel vrijblijvend, blijkt. Kost en inwoning worden op zijn salaris ingehouden. Als hem duidelijk wordt dat dat de reden is van het niet uitbetaald worden, moet Eldert Haman kiezen: op zoek naar woonruimte buiten de muren of gedwongen intreden in de orde der Franciscanen. Het wordt het laatste. Net als iedereen die intreedt, legt hij een gelofte af – in dit geval armoede, gehoorzaamheid en kuisheid – en doet hij afstand van zijn identiteit tot dan toe. Vanaf dat moment is hij broeder Bonaventura.
‘Dat ik leraar bleef was adem voor me in de verstikkende benauwdheid van kleurloze sleur waarin ik slapend was verzeild geraakt, naïef, onnadenkend, gemakzuchtig, misschien was het angst. Had ik geen identiteit? Nee, zoiets heb jij niet. Ik hoor Theo Woltgens. Jij bent een lul, meer bepaald een slappe lul, een beklagenswaardige slaplul, dat ben jij. Dat zei hij niet toen, ik kende hem toen niet eens, maar onlangs al doet tijdsvolgorde er niet meer toe. Alleen in de schooluren kon ik mezelf blijven met het restje zelf dat nog in me was.’
Als Het hout van Jeroen Brouwers begint, zijn de kloosterdagen – zo hij die al ambieerde – van broeder Bonaventura feitelijk al geteld. Hij is ontheven uit zijn functie als docent Duits, veel meer dan toezicht houden vertrouwt men – de mannen die het voor het zeggen hebben – niet meer toe. Broeder Bonaventura is teveel een buitenbeentje om blindelings op hem te kunnen vertrouwen. Hij heeft het te goed voor met de jongens die het pensionaat bevolken en neemt het in de ogen van degenen die uit overtuiging ingetreden zijn niet zo nauw met de regels van het geloof. Het zit hem kortom, ondanks zijn aangenomen naam, niet mee.
Iemand met zo’n geschiedenis is natuurlijk uitermate geschikt om verslag te doen van wat er zich binnen de muren van het pensionaat afspeelt. In het eerste deel van de roman wordt duidelijk dat er niet alleen een streng regime heerst – er wordt mishandeld, zowel geestelijk als fysiek, maar dat ook daar dat gebeurt waarvoor de katholieke kerk de afgelopen jaren het boetekleed heeft moeten aantrekken. Broeder Bonaventura is er getuige van, doet wat hij kan om de jongens te beschermen, maar dat is te weinig.
Hoe de sfeer op het pensionaat zo grimmig heeft kunnen worden als hij in het eerste deel is, blijkt uit het middeldeel van Het hout. Vanaf het moment dat broeder Mansuetus zijn opwachting maakt, worden alle teugels strak aangetrokken. Mansuetus heerst als een tiran, verzamelt een aantal getrouwen om zich heen, waardoor het voor wie zien – broeder Bonaventura is niet de enige die weet wat er zich achter gesloten deuren afspeelt. Zelfs in het dorp wordt vermoed en geweten – onmogelijk is om in opstand te komen. De mogelijkheid om te ontsnappen (uit te treden) – vanwege kiespijn mag hij het complex een aantal maal verlaten om naar de tandarts in het dorp te gaan – laat broeder Bonaventura voorbijgaan. Ondanks aandringen van de vrouw wier naam in het eerste deel veelvuldig valt.
In het derde deel – het deel waarin de bisschop arriveert (zijn bezoek wordt zorgvuldig voorbereid, desondanks dondert Christus van het kruis) en broeder Bonaventura zich moet melden voor een disciplinair gesprek – blijkt dat ook broeder Bonaventura niet zonder zonden is (misschien dat hij daarom geen steen werpt).
Eenzaam opgesloten komt hij tot bezinning. Vanaf het moment dat hij het pensionaat opnieuw betreedt tot het moment dat hij zich uit de voeten maakt, is niets meer hetzelfde. Weer Eldert Haman wordend ridiculiseert broeder Bonaventura de hele katholieke santenkraam. Zij die menen in opdracht van God te handelen moeten het ontgelden.
Als hij nogmaals in de fout gaat, en een erge straf dreigt – verbanning naar een ver oord om daar in naam van de kerk goed te doen – is zelfs de maat van broeder Bonaventura vol (al slaat hij een beetje door):
‘Niets meer te doen, ik heb er niets meer mee te maken. U loof ik die mijn schepper zijt die met uw liefde mij geleidt. Psalm zoveel. Schiet me te binnen, we zingen het weleens. Wie is die u? Mijn schepper is hij niet, hij mag zijn liefde houden, tot hiertoe heeft hij mij verkeer geleid, zoals er in de oorlog helden waren die moffen die de weg vroegen opzettelijk de verkeerde richting heen leidden. Risicovolle verzetsdaad tegen de overmacht. Ik heb een grotere verzetsdaad in gedachten. Besluit. Ik denk aan bommenwerpers. De scholieren moeten worden gespaard, een paar goede mannen uit de broedergemeenschap ook. Bommen op dit instituut. Bommen op het hele instituut roomse kerk.’
Er rest hem nog een ultieme daad – Franciscus van Assisi zelf gaf het voorbeeld – en dan is de vrijheid in zicht.
Het hout van Jeroen Brouwers is geen aangenaam boek om te lezen. De sfeer is – net zoals op het pensionaat – beklemmend. De toon – net zoals die van broeder Mansuetus, een Duitser die het Nederlands niet volledig machtig is – af en toe bijzonder agressief. Brouwers laat weinig aan de verbeelding over als hij het over lijfstraffen en het afblaffen en betasten van jongetjes heeft. Er is, kortom, geen ontkomen aan het hypocriete geloven en handelen van de Franciscaner monniken.
Terwijl Jeroen Brouwers niet verweten kan worden dat hij niet doseert. Dat hij het hele verhaal al na een paar bladzijden weggeeft (terwijl de lezer toch moet vermoeden waar hij naar toe wil). Want Het hout is heel zorgvuldig gecomponeerd. En Brouwers gunt zijn lezers ook lucht (geen opluchting), juist door de taal te laten vieren.
Omdat iedereen nu weet, kan geen lezer zich aan wat Jeroen Brouwers schrijft onttrekken. Zo zou het gegaan kunnen zijn in een gemeenschap waarin alle verhoudingen zoek zijn. Al zet Jeroen Brouwers het daderschap extra aan door te refereren aan een andere overheersing die op het moment dat Het hout speelt – 1953, ook de Watersnoodramp komt ter sprake – nog maar net voorbij was, alsof ook daarmee nog een keer afgerekend moet worden.
De schuldvraag doet er in Het hout toe, al wordt hij niet letterlijk gesteld en moet de lezer zelf maar bepalen of broeder Bonaventura door zijn weten maar zwijgen medeplichtig is.
Broeder Bonaventura die aan het eind weer gewoon Eldert Haman is. Een naam (als) uit het telefoonboek, zegt Jeroen Brouwers. Behalve dan dat Haman ook een Bijbelse naam is:
35 Haman hoorde dat Mordechai niet voor hem wilde knielen. Hij werd woedend, 6 en dacht: Mordechai moet dood. Maar toen hij hoorde dat Mordechai een Jood was, dacht hij: Nee, dat is niet genoeg. Zijn hele volk moet gedood worden, alle Joden in het hele koninkrijk.’
Zo staat het in de Bijbel in gewone taal in de verzen 5 en 6 van het derde hoofdstuk van het boek Ester. (Er zijn meer namen niet willekeurig gekozen.)
Eldert Haman die niet stilletjes vertrekt. Misschien dat die slotscène – ik kan het niet helpen, ik moest aan het eerbetoon dat zijn leerlingen John Keating (Robin Williams) brengen in Dead Poets Society denken – ietwat over the top is. Maar het zij de verteller die – eenmaal ontwaakt – over the moon moet zijn geweest vergeven.
Ik had Het hout uit voordat het embargo verlopen was – de uitgever vroeg eenieder vriendelijk te wachten met aandacht schenken aan Het hout tot na 10 oktober – en bleef tijdens het lezen gelukkig verstoken van alle autobiografische uitweidingen (ook door de schrijver zelf) die schijnbaar bij Het hout horen. Ook zonder de details is duidelijk dat Jeroen Brouwers weet waar hij het over heeft. Opnieuw weet waar hij het over heeft, want het is niet voor het eerst dat er een kostschool voorbij komt. En ontsnappen is een terugkerend thema in het werk van Jeroen Brouwers.
Amsterdam : AtlasContact, 2014
ISBN 978-90-254-4225-5
Jac van Dam says
Een opmerking van enkele oudleerlingen van Bleiderhagen/ Bleierheide wijst op het sterk fuictieve karakter van Brouwers Het Hout. De steeds herhaalde idee, dat het misbruik te wijten is aan het celibaat, laat onverklaard dat ook verbuiten enig kerkelijk verband misbruik van joinegren voorkwam en voorkomt. Zie de kopstukken in dit opzicht van de BBc. en dat jarenlang. Elke dag meldt de pers gevallen in egzinne en families, in Afrika en Azië. enzovoort. En dan nog de kinderarbeid in tal van streken in de wereld.
Leontine says
Het ene kwaad is niet minder erg indien je het vergelijkt met ander kwaad. Stop met het maken van vergelijkingen, het toont slecht grote zwakte. Bestrijd misdaden, waar en wanneer dan ook.
bep ronhaar says
Ik vond het schokkend beschreven , maar ook onvergetelijk!Wat een schrijverstalent heeft Brouwers:de keuze van de namen, de vergelijkingen het gebruik van de taal!