Met een knal tot elkaar veroordeeld
Na de knal veranderde er veel. Waardoor de knal veroorzaakt werd, wordt niet duidelijk. Wat de precieze gevolgen zijn ook niet. Alleen mist het sinds die tijd, moeten ramen, deuren en andere openingen gesloten worden en mag niemand het pand – een school – verlaten. Die situatie duurt al 91 dagen als Alles wat er was, de nieuwe roman van Hanna Bervoets begint.
In de school zouden opnames gemaakt worden voor een programma over talent. Daarvoor was Joeri geselecteerd. Joeri is geen wonderkind:
‘Maar Joeri werd wel landskampioen op de landelijke Rekenbiënnale. Zijn vader liet hem iedere dag vier uur hoofdrekenen als training. Daardoor wisten we niet zeker of Joeri’s gave een aangeboren talent of een aangeleerd trucje was. Maar ach, hij was een welbespraakt, achtjarig jongetje dat er in ieder geval erg slim uitzag.’
Joeri is er, samen met zijn moeder en zijn onderwijzer. De televisieploeg is er ook: producer, presentator en redacteur – de laatste, Merel, is de verteller van het verhaal: zij vertelt het aan iemand die er (nog) niet (meer) is – en dan is er nog de schoonmaker. Er was ook een cameravrouw, maar zij negeerde de voorschriften en ging, vanwege haar zoon die ze niet aan de zorg van zijn vader wilde toevertrouwen.
Na verloop van tijd is er een tekort aan alles: elektriciteit, vertrouwen en eten – de rijstkorrels en de pastavlindertjes worden geteld. Maar tot elkaar veroordeeld moeten ze er samen iets van zien te maken. Iedereen moet concessies doen. Iedereen manipuleert. De sfeer slaat om als er iets met Joeri gebeurt. Dan komen de onderlinge verhoudingen pas echt op scherp te staan.
‘Natuurlijk voelde ik allang dat er een “wij” en een “zij” is. Dat voelen we allemaal. Maar de oorzaak heb ik misschien niet goed ingeschat.
Het is niet omdat Leo, Barry en ik bij de televisie werkten en Kaspar en Nathalie niet. En ook niet omdat Barry, Leo en ik elkaar al kenden voor we dagenlang samen opgesloten werden. Nee, er is iets anders dat ons bindt én scheidt.
Er zijn slachtoffers: zij.
En er zijn daders: wij.
Ja, hoe je het ook bekijkt: zij zitten hier vanwege ons.’
Dat constateert Merel op dag 24, die in het boek volgt op dag 105 en voorafgaat aan dag 29. Maar ook binnen ‘wij’ en ‘zij’ en over de grenzen van ‘wij’ en ‘zij’ worden bondjes gesmeed, die soms niet meer dan een nacht duren, en bij voortijdige ontdekking tot nieuwe onderlinge twisten kunnen leiden. En dan is er nog de schoonmaker, die nergens en dus overal bij hoort. Dat er mogelijk iemand in de groep is die pillen slikt om buien te onderdrukken, wordt een draad in het verhaal. Want als die persoon door zijn/haar pillen heen is, kan hij/zij een gevaar worden voor de groep.
Was Alles wat er was een lineair vertelde roman, dan zou de voorspelbaarheid groot zijn. Ondanks de extreme omstandigheden, kan iedereen zich dankzij televisieprogramma’s als Expeditie Robinson iets voorstellen bij oplopende spanningen tussen mensen die elkaar betwisten, maar ook van elkaar afhankelijk zijn.
Hanna Bervoets laat de dagen niet chronologisch op elkaar volgens. Ze husselt ze door elkaar. Maar een paar keer laat zij op elkaar volgende dagen op elkaar volgen. Van de 145 dagen – de laatste dag is dag 145, en dat is ook de laatst beschreven dag – zien we er 52 door de ogen van Merel. Dat er zoveel dagen ontbreken, valt niet eens op. Dat de dagen 91 tot en met 111 allemaal besproken worden, zie je pas als je gaat turven.
Tegenwoordig vallen mensen zappend en surfend van het ene in het andere verhaal en leggen zo verbanden. Zo apart is de wijze van vertellen in Alles wat er was dus niet. Misschien was zelfs grotere ‘willekeur’ – tussen aanhalingstekens, want Hanna Bervoets weet heel goed wat ze weg moet laten en prijs kan geven om het effect te vergroten – mogelijk geweest. Bijvoorbeeld zoals in de in 1969 door B.S. Johnson geschreven roman in 27 katernen Ongeluksvogels, waarvan alleen het eerste en het laatste hoofdstuk bepaald waren en alle andere in de door een lezer verkozen volgorde gelezen kon worden.
De ordening van de dagen zegt niets over de betrouwbaarheid van het verhaal dat Merel vertelt. Daar mag aan getwijfeld worden. Niet alleen hint ze zelf af en toe op een haperend geheugen, ze zegt ook expliciet iets over het construeren van waarheid:
‘Vertel een groep proefpersonen dat ze als kind ontvoerd zijn en ze weten opeens weer hoe het busje van de kidnappers eruitzag. Er zij nog steeds mensen die geloven dat ze op tv zagen hoe Pim Fortuyn werd neergeschoten. Het brein fabriceert die beelden als bindmiddel: visdraad dat de dingen die geweest zijn netjes aan elkaar naait. Zo wordt ons verleden een logisch verhaal. En de behoefte aan logische verhalen is sterker dan onze hang naar de waarheid.’
De lezer is er dus niet als hij/zij zich een beeld gevormd heeft van de continuïteit van het gebeurde. De chronologie is te achterhalen, dat geldt niet voor de waarheid. Hanna Bervoets toont haar personages onder barre omstandigheden en die omstandigheden zetten aan tot mensonterend gedrag. Als het waar is wat Merel gezien heeft.
Alles wat er was is een eigentijdse versie van een eeuwenoud verhaal. Er komen veel schipbreukelingen voor in de literatuur, al vergaat er niet altijd een schip en spoelt niet elk personage aan op een onbewoond eiland. Robinson Crusoe (1719) van Daniel Defoe is zo’n verhaal en Lord of the flies (1954)van William Golding. Er zijn variaties op het thema mogelijk. De versie van Hanna Bervoets laat zien wat er gebeurt als alles wat er was en daardoor vanzelfsprekend was verdwijnt en er nieuwe (machts)structuren ontstaan. In Alles wat er was wordt het dan letterlijk en figuurlijk donker, en dat kan de lezer zich voorstellen.
Deze recensie staat ook op De Contrabas.
Leave a Reply