Esma Linnemann weet wat het is om voor een muzikant te vallen. Flauwvallen deed ze echter pas toen het uit was met de gitarist die aan het einde van ‘een lange, teleurstellende decemberdag’ terugkeek naar ‘een stipje in het publiek’. Eten en slapen was er vanwege het rouwen bij ingeschoten.
Hoe autobiografisch haar roman Muze: een liefdesgeschiedenis in b-mineur is, blijkt nog maar eens uit het essay dat Esma Linnemann voor de Volkskrant schreef: She loves you, yeah yeah yeah. Daarin gaat ze wetenschappers af (Henkjan Honing, Linda Duits, Simone Driessen en Rosemarie Buikema) die haar wijzer kunnen maken over de oorzaak van het flauwvallen van meisjes en vrouwen bij het zien van hun zingende idool.
‘Adoratie als ziektebeeld’, daar gaat het haar om, en ze komt achtereenvolgens met een darwinistische – ‘Darwin stelt dat mannetjesdieren “muziek” – van de roeplok van kikkers tot het burlen van herten – inzetten om vrouwtjes voor zich te winnen. Het zuiverste en krachtigste geluid kan rekenen op de meeste vrouwelijke aandacht’; een sociologische – meisjes kunnen hun ontluikende seksuele gevoelens oefenen op idolen: tijdens een concert telt even niet hoe het seksueel hoort, en een psychoanalytische verklaring – ‘meisjes willen de materie zijn, de inspiratie voor de kunst’.
In haar roman Muze: een liefdesgeschiedenis in b-mineur gaat het Esma Linnemann niet om die feiten, al blijkt uit haar roman dat ze weet waar ze het over heeft. Misschien wel iets te goed weet waar ze het over heeft.
Leave a Reply