Tegen de gewone taal die presentator Bert van Leeuwen en sidekick Jacobine Geel gebruiken, kan de Bijbel in Gewone Taal niet op. Dat was het eerste dat mij opviel toen ik gisteren – met de Bijbel in Gewone Taal bij de hand – op de bank zat en naar de Grote Bijbel Quiz 2014 keek. Gewoon op het populaire af, nog net niet banaal: zo zou ik hun taal willen typeren.
Ik zat op de bank en keek, niet omdat ik dacht met de besten mee te kunnen, maar omdat ik op ideeën gebracht wilde worden. Om op het spoor van passages gezet te worden die het vergelijken waard zouden zijn. Ik grijp elke gelegenheid aan om te kijken hoe de Bijbel in Gewone Taal zich verhoudt tot de Bijbelse taal tot nu toe.
Bijna 2000 bladzijden telt die Bijbel in Gewone Taal – het is geen ‘makkelijk lezen’-Bijbel: de vertalers beperkten zich weliswaar tot de 4000 woorden waaruit de woordenschat van de gemiddelde Nederlander schijnt te bestaan, maar kortten de Bijbel niet in.
Aan het integraal lezen ben ik nog niet toe, maar ik heb mijn favoriete Bijbelboeken – Prediker en Ezechiël – al gelezen en vergeleken met andere vertalingen.
Doe net als Lennaert Nijgh die in navolging van Bob Dylan de Bijbel op een willekeurige plek open liet vallen en wat hij tegenkwam gebruikte in een tekst die hij voor Rob de Nijs schreef. Maar mijn Bijbel in Gewone Taal is nog te nieuw om zomaar ergens open te vallen. De bladzijden kleven nog. Ik moet de Bijbel in Gewone Taal een handje helpen en dan nog valt hij niet zomaar ergens open. Hij valt open bij het boek Job, vanwege de leeslinten. ‘Job was liever nooit geboren’, lees ik.
31 Na zeven dagen begon Job te spreken. Hij wilde dat hij nooit geboren was. 2 Hij zei:
3 ‘Weg met de dag waarop ik ben geboren,
vergeet de nacht waarin mijn leven begon!’
Wie zegt dat de Bijbel een troostrijk boek is.
Tot nu toe kende ik die passage als:
31 Hierna opende Job zijn mond en vervloekte zijn bestaan.
2 Zo begon hij:
3 Weg met de dag waarop ik werd geboren,
weg met de nacht die mijn ontvangenis zag.
Want tot nu toe grijp ik meestal naar De Bijbel uit de grondtekst vertaald: Willibrordvertaling (1977).
Is het een kwestie van smaak of gewenning dat ik de ene vertaling boven de andere verkies? (Ernst Daniël Smid zei het wel mooi: in de Bijbel in Gewone Taal is de tekst niet magisch meer. Er blijft te weinig over om aan de verbeelding over te laten.)
Bij vraag 27 wil ik weten hoe het er in de Bijbel staat. De keuzemogelijkheden zijn zo banaal, dat het wel antwoord A moet zijn. Maar hoe zeg je in Bijbelse taal dat iemand op de wc zit? (dat het ook hier weer om een gruwelijk verhaal gaat, laat ik even buiten beschouwing)
Het gaat om het boek Rechters / Rechteren /Richteren. Eerst de Willibrordvertaling:
324 Toen hij weg was, kwamen de dienaren van Eglon bij de bovenzaal en merkten ze dat de deur op slot zat. Ze zeiden: ‘Misschien doet hij zijn behoefte in het koele vertrek.’ 25 Zij bleven wachten, maar tenslotte werden ze er verlegen mee, want hij deed de deur in de bovenzaal maar niet pen. Toen gingen zij de sleutel halen om de deur open te maken, en daar lag hun meester dood op de grond. 26 Omdat zij zo lang gewacht hadden, was Ehud ontkomen; hij was de Gebeeldhouwde Stenen al voorbij en was behouden in Seïra aangekomen.’
De koning doet zijn behoefte. Is dat ook de meest voor de hand liggende manier om te zeggen dat iemand op de wc zit als je die 4000 doorsnee-woorden tot je beschikking hebt?:
Dit is hoe het in de Bijbel in Gewone Taal staat:
324 Ehud was net buiten, toen er dienaren bij de kamer kwamen. Toen ze zagen dat de deur op slot was, zeiden ze: ‘De koning zit zeker zijn behoefte te doen.’ 25 De dienaren wachtten heel lang, maar de deur ging niet open. Ze wisten niet goed wat ze moesten doen. Ten slotte haalden ze een sleutel, en deden de deur open. Daar zagen ze hun koning: hij lag dood op de grond.
26 Omdat de dienaren zo lang gewacht hadden, was het Ehud gelukt om te ontsnappen. Hij was langs de godenbeelden bij Gilgal gegaan, en kwam veilig aan in Seïra.
Ja, dus.
Maar mij vallen vooral de ‘Gebeeldhouwde Stenen’ versus de ‘godenbeelden bij Gilgal’ op. Dat lijkt me niet puur een kwestie van vertalen, maar ook van interpreteren.
Ik realiseer me dat mij een bepaald soort Bijbelse taal ‘bespaard’ is gebleven. Vergeleken met de Statenvertaling is de Willibrordvertaling lichte kost.
Daarom pak ik de Statenvertaling er ook nog even bij om te kijken hoe de woorden uit Jobs mond komen:
31 Daarna opende Job zijn mond, en vervloekte zijn dag.
2 Want Job antwoordde en zeide:
3 De dag verga, waarin ik geboren ben, en de nacht, waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen;
Tot mijn verbazing zit de koning in de Statenvertaling niet op de wc:
324 Als hij uitgegaan was, zo kwamen zijn knechten, en zagen toe, en ziet, de deuren der opperzaal waren in het slot gedaan; zo zeiden zij: Zeker, hij bedekt zijn voeten in de verkoelkamer.
25 Als zij nu tot schamens toe gebeid hadden, ziet, zo opende hij de deuren der opperzaal niet. Toen namen zij den sleutel en deden open; en ziet, hunlieder heer lag ter aarde dood.
26 En Ehud ontkwam, terwijl zij vertoefden; want hij ging voorbij de gesneden beelden, en ontkwam naar Sehirath.
Wie de tale Kanaäns kent, zal de Bijbel in Gewone Taal waarschijnlijk ervaren als een ongelooflijke versimpeling van de feiten. Dan mag ik helemaal niet klagen.
Leave a Reply