Sinds het boekenpanel gisteren in De wereld draait door Godin, held als Boek van de Maand koos, is de roman van Gustaaf Peek hier thuis met stip gestegen. De uitverkiezing maakt dat het boek voorrang verdient boven Rijngoud van Elfriede Jelinek. Zelfs De Bijbel in Gewone Taal moet even wijken. Godin, held ligt nu boven op de stapel.
Ik hoorde er net als Matthijs van Nieuwkerk veel goeds over en liet het daarom even liggen, maar nu kan ik natuurlijk niet langer om Godin, held heen.
Maar waar zal ik beginnen: in hoofdstuk 50, dus op bladzijde 11 of bij wat chronologisch gezien het begin van het verhaal is. Bij:
‘Een mooi huis, maar niet te groot, in de stad. Geen huisdieren, niet te veel meubels. Op haar trouwdag zou ze een ander soort jurk dragen, niet een witte, niet een van die overdreven lange van tv. Ze zou hem zelf ontwerpen en laten maken in Parijs.’
Zijn dat nog eerste zinnen nu ze op bladzijde 273 staan?
De zinnen die nu de eerste zinnen zijn doen zeker niet voor deze zinnen onder:
‘Het was een van de nieuwe plekken, gebouwd als een kerk, even buiten de stad, in een elleboog van de snelweg. Donkere ramen die te hoog begonnen om naar binnen te kijken, witpleister en een dunne, platte toren. Hekken om mensen weg te houden van de achterkant. Er waren geen vogels, want er waren geen bomen.’
Ik ken een Tessa die een Marius kent. Dat weerhoudt me nog. Een goed excuus om eerst Waar de zee begint van Edzard Mik uit te lezen. Ook een roman over de liefde. Een liefde in Griekenland. Ik houd het woordenboek binnen handbereik. Wat de woorden ‘fíle mou’, ‘pédi mou’ en ‘spíti sou’ betekenen, weet ik. Maar bij ‘Ti íepes babá’, ‘stamáte pédi mou, stamáte parakaló’, ‘tha doúme, kalá’ en ‘maláka, pigéne sto spíti sou’ (dat ‘maláka, pigéne sto spíti sou’ niet aardig bedoeld is, kan ik uit de context opmaken) heb ik een beetje hulp nodig.
Leave a Reply