Wanneer mijn respect voor grensovergangen fobische vormen begon aan te nemen weet ik niet meer precies, maar ik kan me nog herinneren dat er een tijd was dat het me niets deed als het ene land op het punt stond over te gaan in het andere. Dat moet in mijn vroegste kindertijd geweest zijn, toen ik het nog vooral spannend en stoer vond om op vakantie te gaan naar een ‘buitenland’.
Het zal mijn kinderlijke naïviteit geweest zijn die maakte dat het concept dat aan landen en grenzen ten grondslag ligt volkomen langs mij heen ging. Ik genoot gewoon van de veranderende landschappen, en als er niet zoveel te kijken viel, verzon mijn moeder wel een spelletje om de rust op de achterbank te bewaren.
Toen ik zeven was, verhuisden we naar Tetelrath, een piepklein Duits dorpje ter hoogte van Roermond. Daar begon tot me door te dringen wat het betekent om in een ander land te wonen. Toen is het denk ik begonnen.
Minstens een keer, maar vaak twee keer, per week staken wij de grens over. Op woensdagmiddag in de knaloranje Fiat 600 van mijn moeder om in Roermond boodschappen te doen en in het weekend in de groene Peugeot 404 van mijn vader – groen is de lievelingskleur van mijn moeder – als er familie bezocht moest worden.
Je zou denken dat de grens oversteken voor iemand die dat zo vaak doet routine wordt, maar de grens oversteken was in die tijd geen kwestie van gewoon doorrijden. Er stond altijd iemand op wacht.
Of en wanneer hij paspoorten en groene kaart wilde zien, wist je nooit. En wanneer de kofferbak opengemaakt moest worden al helemaal niet. Zo klein als ik was, voelde ik dat we bij het passeren van de grens overgeleverd was aan het humeur van die wachter. Die willekeur maakte me bang.
Later zou ik leren dat het er daar bij die grenspost – eigenlijk waren het er twee, er gaapte niemandsland tussen de plek waar Duitsland eindigde en Nederland begon – relatief onschuldig aan toe ging.
Later – inmiddels was ik oud en wijs genoeg om te weten dat grenzen trekken mensenwerk is – dat was toen ik over land naar Berlijn ging en bij grensovergang Helmstedt-Marienborn overgeleverd was aan de grillen van de grenswachters. De manier waarop zij lieten zien dat er met hen niet te spotten viel, maakte indruk en wekte agressie op.
Meer indruk en meer agressie dan de soldaten met hun herdershonden die patrouilleerden op het punt waar West-Duitsland, Tsjecho-Slowakije en Oostenrijk elkaar raakten. We wandelden er tijdens een vakantie zomaar naar toe. Het was in het bos.
In Berlijn was de grens nooit ver weg. Een keer waagde ik het om over de muur in die andere wereld te kijken. Even stond ik oog in oog met hoogwaardigheidsbekleders, allemaal mannen in indrukwekkende pakken met minstens even indrukwekkende petten, die mij daar vast niet verwacht hadden.
Dat aan die muur ooit een einde zou komen, kon ik me toen – doordrongen van de ideologische verschillen tussen deze en gene zijde – niet voorstellen.
In mijn boekenkast staat een klein boekje, een brochure eigenlijk – Unmenschliche Grenze / Inhuman Frontier / Frontière Inhumaine – waarin in drie talen aandacht gevraagd wordt voor de onwenselijke situatie die is ontstaan door het in zones verdelen van Duitsland.
‘Der ehedem zo lebhaft flutende Verkehr, der den deutschen und darüber hinaus den europäischen Westen mit dem Osten verband, ist an dieser Scheidelinie nahezu völlig erlahmt. Von den zahlreichen früheren Eisenbahnlinien sind nur noch fünf in Betrieb, und von den Hunderten von Straβen und Wegen ist allein die Autobahn Hannover-Berlin die bei Helmstedt die Zonengrenze überquert, als ständige Verbindung zur alten Reichshauptstadt Berlin, der Insel der Freiheit, übriggeblieben.’
De 1329 kilometer lange grens belemmert een volk in haar vrijheid. In Unmenschliche Grenze / Inhuman Frontier / Frontière Inhumaine wordt die grens geportretteerd. Je ziet het IJzeren Gordijn vorm krijgen. Hekken, prikkeldraad en slagbomen versperren wegen, spoorlijnen en landschap. Niemandsland all over the place.
De foto’s ogen ouder dan ze zijn. Wat ik zie doet me denken aan de tijd dat ik in dat Duitse dorpje woonde. Alleen was het daar niet zo verlaten. Er waren mensen en dieren. Niet veel, maar genoeg om de indruk van een bewoonde wereld te wekken.
Unmenschliche Grenze / Inhuman Frontier / Frontière Inhumaine is een uitgave van de Niedersächsische Landeszentrale für Heimatdienst, gevestigd in Hannover en verscheen in 1956.
Vijf jaar later, in de nacht van 12 op 13 augustus, begonnen ze in Berlijn een muur te bouwen. Die muur hield 28 jaar stand. Op 9 november 1989 viel hij.
Ik ben inmiddels over mijn fobische angst voor het passeren van een grens heen. Maar helemaal zeker van mijn zaak voel ik me nooit. Ik weet maar nooit aan welke voorwaarde ik niet voldoe.
Leave a Reply