Op de site van Adriaan van Dis staan ze keurig op een rij: de bronnen waaruit hij putte voor zijn roman Ik kom terug. Van veel van die boeken weet ik hoe ze eruit zien. Een aantal zou ik zelfs blindelings kunnen vinden in de eerste bibliotheek waar ik werkte. Het geheugen is een raar ding.
Gelezen heb ik er maar een: Het jaar van de tuinier van Karel Čapek. Ik mocht het meenemen toen er een boekenkast werd opgeruimd. Degene die er afstand van deed, vond het volgens mij maar zielig dat ik mij moest behelpen met een balkon. Daarom mocht ik in haar tuin gras maaien en verticuteren en het onkruid wieden. Alleen als het haar zelf aan tijd ontbrak, mocht ik plantjes poten op plaatsen die zij had uitgekozen.
Het jaar van de tuinier is geen traditioneel tuinboek. Karel Čapek volgt de seizoenen, maar meer dan over tuinieren gaat zijn cyclus van groei, bloei en snoei over (het) leven. Je moet Karel Čapek – en zijn broer Josef Čapek die net zo ironisch tekent als zijn broer schrijft – niet altijd even letterlijk nemen. Maar weer wel als hij het heeft over (de) aarde:
‘Wanneer mijn lieve moeder vroeger de kaart legde, mompelde ze altijd met haar hand op een stapeltje: “Wat bewandel ik?” In die tijd begreep ik niet waarom ze zo’n belangstelling had voor wat ze bewandelde. Pas vele jaren later begon ook ik me daarvoor te interesseren. Toen ontdekte ik dat ik de aarde bewandelde.
Het is een feit dat men er nauwelijks bij stilstaat waarop men wandelt: men haast zich als een gek, en men houdt zich vooral bezig met die mooie wolken daar in de lucht en die mooie horizon of dat mooie gebergte daar in de verte. Men kijkt echter niet naar zijn voeten om bij zichzelf te zeggen dat de aarde waarop men wandelt, mooi is.
Om te beseffen waarop men wandelt, heeft me een piepklein tuintje nodig of ten minste een eenvoudig bloemperkje. En dan, mijn beste vriend, zou u zien dat de wolken noch zo gevarieerd, noch zo mooi, noch ze vreselijk zijn als de aarde onder uw voeten. U zou zien dat er zure, plakkerige kleiachtige, koude, steenachtige en vuile aarde bestaat; u zou onderscheid maken tussen aarde luchtig als kruidkoek en aarde de warm, licht en goed is als brood, en van de laatstgenoemde aarde zou u zeggen dat ze mooi was als een vrouw of als de wolken.’
(vertaling – uit het Frans: Annemarie Vervoordeldonk)
Het jaar van de tuinier heeft een hoog metaforisch gehalte. Tuinieren staat in Het jaar van de tuinieren voor iets dat het (ver)planten en (ver)plegen overstijgt.
Ook in Ik kom terug gaat het niet alleen maar over tuinieren als het over tuinieren gaat. De voice-over zegt het zelf:
Als Adriaan van Dis het in Ik kom terug over tuinieren heeft, gaat het ook over het vertellen van verhalen en over de waarheid achterhalen.
Nog even terug naar de lijst op de site (de meeste titels zouden aan mevrouw La Tour uit De rat van Arras zeer besteed zijn). Ik snap heel goed dat Adriaan van Dis zijn bronnen wil vermelden, maar laten wij niet de illusie hebben dat we nu precies weten hoe zijn verhalen ontstaan. Dat weet hij zelf waarschijnlijk niet eens. Dat is schrijven eigen.
Leave a Reply