Ook in mijn huiskamer staat er een: een hutkoffer die van Indië naar hier reisde. Of hij dat deed in het gezelschap van mijn vader of in het gezelschap van mijn moeder weet ik niet. Heel lang stond hij op de zolder van mijn ouderlijk huis, maar toen ik op kamers ging, mocht ik hem meenemen.
Ik was nog maar net in Ik kom terug van Adriaan van Dis begonnen of ik moest aan die koffer denken. Ongeveer op hetzelfde moment schoot mij ‘de ebbenhouten kist met koperbeslag’ van Herma Warner – Sleuteloog van Hella S. Haasse – te binnen ‘waarin ik bewaar wat ik nog altijd Indië noem.’
Pas daarna bedacht ik dat het niet de eerste keer is dat Adriaan van Dis op de eerste bladzijde van een boek een (hut)koffer ten tonele voert.
In Ik kom terug betrapt de moeder haar zoon als hij, nadat hij eindelijk de sleutel heeft weten te bemachtigen, een poging doet haar kist te openen.
‘ “Het is mijn kist,” krijste ze. Alsof ik dat niet wist, haar naam stond erop, in druipend witte letters, ze had hem na de oorlog uit Palembang mee naar Nederland verscheept, te log voor een dame, alleen te tillen door koelies en dan nog vroeg ie om een zweep. Zolang ik me kon herinneren stond hij in een hoek van de eetkamer onder een batik lap te smeulen.’
In Nathan Sid (1983) lijkt Nathan helemaal geen interesse voor de inhoud van de koffer te hebben te hebben:
‘Op de met batik afgedekt hutkoffer tegenover zijn bed speelde hij vaak met benen vogels, een opgezette slang, bamboe fotolijstjes en Balinese vrouwenbustes die altijd glimlachten in glanshard hout.’
Ook in Indische duinen (1994) is de koffer op de openingspagina multifunctioneel. Dankzij de koffer konden de drie zusters naar buiten kijken, want ‘De meisjes wilden de kust zien’:
‘De meisjes klommen uit hun kooi en schoven de hutkoffer voor de patrijspoort. De kleinste mocht eerst, haar twee zusters tilden haar op. Ze drukte haar neus tegen het glas en zei: “Alleen maar golven.” De ruit besloeg.’
In totok (1997) en totok twee (2008) doet de inhoud van de hutkoffer er wel degelijk toe. In het gedicht straffeloos onder de palmen zit de koffer – die dan nog van zijn vader is – vol tastbare dingen die herinneringen oproepen:
stevig op slot was de koffer
koperen lid in brede mond
en daarboven fronste
wit en druipend
over ruw linnen sluipend
vaders naam
drijf geen spot met zijn koffer
zo joeg je papa op de kast
onder het lid de albums
vergeelde daden
achter spinnenwebbladen
bijna vergaan
klonk een schot als de koffer
op zondag openging
en de oorlogsmensen maar lachen
om vrouwen met decolletés
rijk waren ze vroeger geweest
heel voornaam
kom krab het rag van de foto’s
spel de jaren in witte inkt
en betreed de sepia tuinen
door weer een wind verminkt
waar komen die mensen vandaan?
uit de oceaan van hoge grassen
vrouwen een kop groter dan halmen
wandel onder de palmen
straffeloos
vader is gewroken
een leven over gedaan
Als je goed kijkt kun je de koffer zien op de collage die Harald Vlugt bij straffeloos onder de palmen maakte. (Tijdens de tweede Boudewijn Büch-lezing – uitgesproken te Wassenaar op 17 november 2012 klonk het gedicht nog net even anders.)
Ook in Familieziek (2002) staat op de eerste bladzijde een koffer, al is het dan geen hutkoffer:
‘ “Nog één keer en ik pak mijn koffers,” zegt moeder en ze stormt de zitkamer uit. Op de gang bedenkt ze zich: er is geen volgende keer. “Ik ga nu!” schreeuwt ze, “hoor je dat, nu!” Ze slaat met de deuren, trekt met veel kabaal een koffer onder haar bed vandaan, opent de roestige sloten, trommelt het stof eruit – een knoop valt op de grond, een paar vergeten menukaarten. De klerenkast zwaait open… daar gaan haar blouses, jurken, rokken, hemden, vest, nylons, sokken, haar bontje… Ze pakt voor winter en zomer. En de paperassen gaan mee, haar geheime spaarbankboekje. Ze pakt voorgoed.’
‘Ze pakt voorgoed’, maar ze gaat niet.
Vijf keer een koffer op de eerste bladzijde van een boek. En dan heb ik het alleen nog maar over de Indië-romans (ook in Tikkop komt op de eerste bladzijde een koffer voor. Een rode).
Dat kan geen toeval zijn.
Leave a Reply