Met mijn hoofd nog vol woorden van Maxim Leo – hij was gisteren te gast in het Goethe-Institut in Amsterdam om te praten over Rode liefde: een Oost-Duitse familiegeschiedenis – liep ik in gedachten door de regen naar het station.
In het paleis brandde nog licht, maar voor zover ik kon zien maakte het hoge bezoek aanstalten om naar huis te gaan. (Ik had een paar uur eerder de hekken wel zien staan, maar dacht dat dat vanwege het wildplassen of Sinterklaas was).
Ik stak de Dam over toen ik een bekende stem dacht te horen (ik keek op: het was inderdaad Geert Mak). Iets verderop meende ik Cees Nooteboom aan de arm van Rüdiger Safranski te ontwaren. Die laatste leek mij sterk (over Cees Nooteboom twijfelde ik niet, maar Safranski?)
Ik liep door. Het was al laat, zo heel veel treinen waren er niet meer te halen.
Het was hem wel. Rüdiger Safranski was gisteren namelijk de eregast tijdens het Paleissymposium dat over de tijd – Über die Zeit – ging (veel vond ik niet over het symposium, maar dat Rüdiger Safranski gisteren in het Paleis op de Dam was, staat vast):
‘Eregast van het symposium, professor dr. R. (Rüdiger) Safranski, een Duits filosoof en auteur, gaf een lezing waarin de vraag hoe we in de huidige maatschappij verstandig omgaan met tijd centraal stond. Deze vraag is actueel, omdat in de moderne wereld van techniek en communicatie de dagelijkse tijdsbeleving fundamenteel is veranderd, aldus professor Safranski. Aansluitend op de lezing was er een vraaggesprek met beide sprekers en de circa honderd aanwezige gasten.’
(Wie de tweede spreker was, vermeldt het bericht op de site van het paleis niet).
Rüdiger Safranski is bezig met een boek over de tijd. In januari zei hij over dat boek in wording in een interview in de Neue Osnabrücker Zeitung tegen dr. Stefan Lüddemann:
‘Das wird ein Großessay, eine Betrachtung über das Verhältnis von existenzieller und öffentlich bewirtschafteter Zeit. Diese Dimensionen trennen Abgründe. Ich schaue auf die Beschleunigung unserer Zeit, die sich damit ergeben hat, dass wir in Echtzeit kommunizieren können. Das hat es bislang in der Menschheitsgeschichte nicht gegeben. Man war zuvor immer in der Glocke der Eigenzeit. Das andere Zeitverhältnis löst eine Revolution aus, führt aber auch zu Überforderungen. Denn wir leben in der Illusion, etwas tun zu können, obwohl wir es nicht können. Zugleich wächst ständig eine latente Panik und Hysterie der skandalisierten Gesellschaft.’
Cees Nooteboom en Rüdiger Safranksi kennen elkaar al een tijdje. Ik geloof dat ze kennismaakten in een boekwinkel waar Cees Nooteboom een lezing gaf. Na afloop mocht hij een boek uitkiezen. Hij koos voor een boek van Safranski. Die bleek in de zaal te zitten. Ze werden door de boekhandelaar aan elkaar voorgesteld (maar waar las ik dat).
Van de Paleissymposia had ik eerlijk gezegd nog nooit gehoord, maar ze bestaan al lang. In de laudatio bij de uitreiking van het eredoctoraat van de Universiteit Leiden aan Hare Majesteit de Koningin tijdens de 430e diesviering op 8 februari 2005 noemt Prof. Dr. D.D. Breimer, rector magnificus en erepromotor, ze als hij het over Haar opvattingen over vrijheid heeft:
‘Vrijheid is voor U uitdrukkelijk ook het bieden van armslag aan kunstenaars om zich vrij door hun inspiratie te laten leiden, en aan wetenschapsbeoefenaars om hun nieuwsgierigheid naar kennis de vrije teugel te laten. Toch zijn ook de artistieke en wetenschappelijke vrijheid geen gemakkelijk bezit. Ook van kunstenaars en wetenschapsbeoefenaars, voor wie het overschrijden van grenzen een tweede natuur is, vraagt U dat zij hun vrijheid toetsen aan hun verantwoordelijkheid.
Wat de wetenschap betreft heeft U in de vorm van Paleissymposia een inspirerend forum voor zulke reflectie en uitwisseling van gedachten gecreëerd, onder meer op het terrein van de ook door mijzelf beoefende levenswetenschappen.’
Terwijl aan de achterkant van het paleis alles in gereedheid gebracht werd om de koning en zijn moeder het pand te laten verlaten, waren de eregast en zijn vrienden al onderweg naar huis (of wellicht naar een etablissement waar zij de dag nog eens rustig aan zich voorbij lieten trekken).
Een keer eerder zag ik Cees Nooteboom en Rüdiger Safranski samen aan de wandel. Dat was op een foto. Een foto van Simone Sassen (in Ik had wel duizend levens en ik nam er maar één! Cees Nooteboom – Schrijversprentenboek 40). Toen liepen ze samen op Heideggers Feldweg.
Cees Nooteboom voorzag de foto van een bijschrift:
‘Het was een grijze dag met een alles doordringende Duitse koude. Daarom heb ik een gebreide wollen muts van Safranski’s moeder op en hij draagt een extra jas uit dezelfde moederlijke garderobe.’
Die foto – hij staat ook op de cover van Zielsverhuizing vindt (niet na, maar) tijdens het leven plaats: Rüdiger Safranski leest Cees Nooteboom – is mij door dat bijschrift altijd bijgebleven.
Leave a Reply