Waarachtig leven, waarachtig schrijven
De vrouw die in Uitval van Fleur Bourgonje op 18 maart 2011 onderweg is naar het café in het Concertgebouw om te ontbijten als zij een lantaarnpaal nodig heeft om overeind te blijven, heeft de dag ervoor een manuscript aan haar uitgever overhandigd.
‘De ervaringen waarvan ik meende dat ze mij hadden gevormd, stonden nu op papier. De afzonderlijke delen van mijn leven had ik tot een geheel geschreven waardoor ze de kracht verloren me te kunnen achtervolgen om te schokken, in verwarring te brengen of te ontroeren. Ik had, dacht ik, een of meerdere knopen ontward en de rode draad zo achteloos mogelijk door het verhaal laten lopen, een verhaal dat ik na lang aarzelen de dag tevoren in een gesloten envelop in vreemde handen had gelegd.’
Wat haar onderweg overkomt – het haperen van haar rechterbeen heet ‘uitval’ – verandert haar kijk op de werkelijkheid echter dermate dat ze haar leven zoals opgeschreven moet herzien. Uitval is het manuscript van actueel commentaar voorzien.
(Je kunt er niet omheen dat de vrouw in Uitval trekken heeft van Fleur Bourgonje. Want Fleur Bourgonje laat de vrouw beleven wat in de buurt komt van haar eigen omzwervingen. Wie haar reislustige natuur en haar oeuvre kent, herkent in Uitval fragmenten (die lijken op passages uit) romans en verhalen van eerder datum. Die uit dat werk – uit Labyrint / In Fez bijvoorbeeld, of uit Aurora Australis. Araya en Nevelpaarden – hadden kunnen komen.)
Dat ook haar leven eindig blijkt – na het voorval op het Museumplein ondergaat de vrouw nog dezelfde dag met spoed allerlei onderzoeken – werpt met terugwerkende kracht een schaduw op haar leven tot dan toe. En op haar schrijven. Hoe waarachtig is wat zij over zichzelf – leidster van een nomadisch bestaan – heeft prijsgegeven?
Dat laatste is waar Uitval voor mij in essentie over gaat: hoe de beleving van wat gebeurt altijd gekleurd wordt door de omstandigheden, en dus niet anders dan een momentopname kan zijn. Een momentopname die gestold in de tijd en in woorden vastgelegd ten onterechte eeuwigheidswaarde krijgt.
Geheugen en taal hebben hun beperkingen, laat Fleur Bourgonje de vrouw die haar manuscript herleest concluderen, om haar lezers vervolgens te doen geloven dat wat de vrouw aan haar manuscript toevoegt dichter bij de waarheid komt.
De schrijfster die de tekortkomingen van haar manuscript onder ogen ziet – niet dat wat ze geschreven heeft niet goed is, het heeft alleen weinig haar te maken:
‘ik had een soort levensverhaal geschreven waar ik van de belangrijkste verhoudingen en momenten de kern niet of maar zijdelings had verwoord, ik had mijn allerdiepste, minst beïnvloede gedachten en gevoelens niet prijs gegeven. Aan wat hartstochtelijk verlangen en verscheurend missen met mij hadden gedaan, had ik weinig woorden gewijd. Ik had geschreven zoals ik leefde’,
wil niet dat haar manuscript boek wordt. Zodra haar rechterbeen het toelaat, begeeft ze zich naar haar uitgever om het terug te halen – haar uitgever heeft het nog niet gelezen – om het daarna veilig op te bergen in een la:
‘Ik wilde het niet vernietigen, nee, ik zou het bewaren in dezelfde la als de fotoalbums van de beschreven jaren en de aandenkens die herinneringen en gevoelens belichaamden die ik was blijven koesteren. Wat en wie ik in het manuscript niet had kunnen, willen of durven noemen, verdienden in de schaduw te blijven, in de beschutting van het schemergebied tussen taal en zwijgen. Een volgend boek zou ik, nam ik me voor, niet vanuit de herinnerde werkelijkheid maar vanuit mijn verbeelding schrijven.’
In herschrijven ziet zij niets. Ze wil dat het manuscript haar herinnert aan wie ze was voordat ze door de tijd onderuit gehaald werd. Dat laat Fleur Bourgonje haar personage op de laatste bladzijde van Uitval denken.
Dat personage komt er tijdens het herlezen van haar manuscript en het herbezien van haar leven achter dat zo er al sprake is van continuïteit (de factor toeval is te groot om achteraf te kunnen spreken van een rode draad) die continuïteit niet bepaald wordt door de chronologie van een levensloop, maar door de levenswijze.
Die levenswijze wordt gekenmerkt door weggaan (‘Weggaan is afbreken, niet meer dan dat’). Pas tijdens het herlezen realiseert de vrouw zich hoe al dat weggaan samenhangt met een eerste op het oog onschuldige verhuizing. En hoe haar leven bepaald wordt angst veroorzaakt door een klein incident dat zich voordeed op een podium toen ze als engel een vleugel verloor.
Zonder filosofen te hulp te roepen en het moeilijker te maken dan het voor het verhaal nodig is, maakt Fleur Bourgonje van Uitval een roman waarin fundamentele vragen over leven en schrijven – de schaduw die dat leven werpt – gesteld en voorlopig beantwoord worden.
Dat ze daarbij de indruk durft te wekken terug te vallen op wat al geschreven stond voordat het manuscript van de vrouw in haar roman bestond, getuigt van lef in literaire zin en speelse geest.
Leave a Reply