Deze week viel bij wijze van bonusboek De Condottiere van Georges Perec in de brievenbus. Ik wist niet goed waar ik De Condottiere aan te danken had. De uitgever kon onmogelijk weten dat Georges Perec een ereplaats in mijn boekenkast heeft.
Het begeleidend schrijven gaf geen uitsluitsel.
Inmiddels weet ik dat het romandebuut van Perec een van de ‘10 herontdekkingen voor deze winter’ is. Geselecteerd door Schwob, de website die zich sterk maakt voor ‘vergeten en onontdekte boeken’.
(De andere negen zijn: Misverstand in Moskou van Simone de Beauvoir, Rummelplatz van Werner Bräunig, Wacht tot het voorjaar, Bandini van John Fante, Absalom, Absalom! van William Faulkner, Dagboek 1944 van Hans Keilson, Bij wijze van roman van Yannis Kiourtsakis, Liefde met een lok haar van Mohammed Mrabet, Babbitt van Sinclair Lewis en De hartslag van Moskou van Jíri Weil.)
Georges Perec schreef op een bijna dwangmatige manier een wonderlijk oeuvre bij elkaar. Veel van zijn romans en verhalen zijn conceptueel van aard, Perec legde zichzelf tijdens het schrijven de nodige beperkingen op (zo schreef hij ooit een hele roman zonder de letter ‘e’ te gebruiken: ’t Manco). Ondanks dat is zijn werk uitermate leesbaar. Zo leesbaar dat ik het zelfs aandurf om het af en toe in het Frans te lezen. Want nog lang niet alles is er in vertaling.
De hoofdpersoon uit De condottiere ken ik al. Althans: het is niet voor het eerst dat Georges Perec een Gaspard Winckler opvoert. In W of de jeugdherinnering is Gaspard Winckler een achtjarig, doofstom jongetje dat na een schipbreuk spoorloos is én degene die naar dat jongetje op zoek gaat (voor Georges Perec was schrijven ‘een spel dat je met zijn tweeën speelt’, schrijft Manet de Montfrans in Georges Perec, een gebruiksaanwijzing). Ook in misschien wel het meest bekende boek van Georges Perec – Het leven een gebruiksaanwijzing – neemt Gaspard Winckler een prominente plaats in. Daarvoor hoef je alleen de index in de roman maar te raadplegen.
In De condottiere is Gaspard Winckler een schilderijenvervalser. Niet tevergeefs zocht ik hem in de door Koen Brams samengestelde Encyclopedie van fictieve kunstenaars Van 1605 tot heden:
Winckler, Gaspard (° Frankrijk, 1910 – † Parijs, 29 oktober 1973)
Over deze Franse kunstenaar doen verhalen de ronde die nauwelijks met elkaar in overeenstemming zijn te brengen. Hij zou in de jaren ’50 betrokken zijn geweest bij kunstvervalsing op grote schaal; zijn meesterwerk als vervalser was naar verluidt een ‘nieuwe’ Antonello da Messina, gebaseerd op diens schilderij Le Condottiere. Winckler zou door de onverbiddelijke blik in de ogen van de geportretteerde geobsedeerd zijn geweest. Het portret fungeerde volgens deze geruchten als een soort Über-Ich, dat hem plaatsvervangend voor alle grootheden van de oude kunst zijn falen als kunstenaar en zijn bestaan als kopiist voorhield. Nog dubieuzer dan dit verhaal is het gerucht dat hij de leider van de vervalsingsoperatie, ene Anatole Madera, zou hebben vermoord. Evenmin is er een bewijs voor de suggestie dat zijn werk als vervalser hem naar Split en Sarajevo heeft gevoerd. Volgens de betrouwbaarste gegevens vestigde Winckler zich samen met zijn vrouw Marguerite reeds in 1932 in de Rue Simon-Crubellier te Parijs, waarna hij de stad nooit meer zou verlaten. Toch kan niet geheel worden uitgesloten dat Winckler een crimineel dubbelleven leidde. Tot 1955 hield hij zich ‘officieel’ in ieder geval bezig met het tot ingenieuze legpuzzels verwerken van de aquarellen van Percival Bartlebooth [zie ald.]. Na die tijd werkte hij nauwelijks nog: de financiële ondersteuning van Bartlebooth, en eventuele andere inkomsten, hadden de noodzaak daartoe kennelijk weggenomen. De persoon van Winckler lijkt op de een of andere manier zware beschuldigingen aan te trekken. Zo zou hij met zijn steeds moeilijker puzzels het leven van de oude Bartlebooth hebben verzuurd en aldus verantwoordelijk zijn geweest voor diens dood – een hartaanval tijdens het puzzelen – in 1975. Om onopgehelderde reden zou hij zich op zijn weldoener Bartlebooth hebben willen wreken. Winckler zelf, zoveel is in ieder geval zeker, was toen al twee jaar dood. [SL]
[Georges Perec, Le Condottiere, 1960 (ongepubliceerd); La Vie mode d’empli, 1978]
(Wat is het toch een vermakelijk boek, de Encyclopedie van fictieve kunstenaars Van 1605 tot heden.)
Ik sta op het punt te ontdekken of De condottiere net zo origineel en speels (en diep-zinnig) is als het werk van Georges Perec dat ik al wel ken.
Leave a Reply