Het is niet alleen een mooi idee, het werkt ook. Sinds vorig jaar worden de laureaten van de diverse prijzen die de Jan Campert-Stichting toekent, toegesproken of toegezongen door collega’s. Dit jaar viel die eer Piet Gerbrandy (Jan Campert-prijs), Bas Heijne (J. Greshoff-prijs), Behoud de begeerte / Luc Coorevits, Jan van Mersbergen (F. Bordewijk-prijs) en Mensje van Keulen (Constantijn Huygens-prijs) te beurt.
Calliope Tsoupaki eert Piet Gerbrandy
Calliope Tsoupaki verklankte de woorden die Piet Gerbrandy schreef:
‘We kunnen voor de zon weg is nog eenmaal het water in. Je loopt voor me uit naar de rand van de spiegel waarin ik je beeld zie verschijnen. Onze handen raken elkaar wanneer we het water in lopen. Nu staan we tot ons middel in de koelte. Ik kijk naar onze spiegelbeelden die niet vertellen wie we zijn. Wolken drijven onder ons door. Wanneer ik mijn blik anders instel kan ik erdoorheen kijken en zie ik een schooltje vissen wegschieten tussen onze evenbeelden en de donkerder lagen van het water waaronder zich de bodem moet bevinden waarop wij staan. Onze voeten bevinden het zand dat het inzicht vertroebelt. Dan zwemmen we naar de overkant. De kringen die we vormen raken elkaar en brengen elkaar in verwarring. Dat geeft niet. Straks wordt het oppervlak weer glad.
Zou het verraad zijn als ik hier met een ander zwom. Iemand met een naam en een ander lichaam maar uit dezelfde elementen opgebouwd. Ja dat was verraad. Zij met wie je je verbindt kan geen naam dragen. Zwom ik hier met een ander dan zou zij naamloos moeten zijn en zoude verbondene naamhebbend moeten worden. Dat gaat niet. Wat naam heeft is immers onderhevig aan verdwijning.
Dat het klimaat verandert wordt nog door weinigen ontkend.’
(uit: Vlinderslag, 2013)
en toen bleken die ijle klanken van haar heel goed bij de ‘bewust gekunstelde taal – kunsttaal: poëzie’ (citaat uit het juryrapport) van Piet Gerbrandy te passen. ‘
Ivo ten Hove eert Bas Heijne
‘Dankzij Bas Heijne ben ik Louis Couperus als een tijdgenoot gaan zien’, liet Ivo van Hove van elders weten – hij betoonde eer via een videoboodschap. Angst en schoonheid. Louis Couperus, de mystiek der zichtbare dingen was voor de directeur van Toneelgroep Amsterdam mede de aanleiding om de komende jaren met zijn gezelschap drie romans van Couperus te spelen. Daarbij mag ‘de existentiële onrust niet schuil gaan achter kostuumdrama.’ Volgens Ivo van Hove is Louis Couperus de grootste kosmopolitische schrijver van Nederland, ‘en dankzij Bas Heijne is dat duidelijk.’
Dimitri Verhulst eert Luc Coorevits
Vijfhonderd woorden mocht zijn lofrede tellen, maar Dimitri Verhulst had er een paar meer nodig – een stuk of 629 en nog wat – om Luc Coorevits, initiatiefnemer van Behoud de begeerte, complimenterend toe te spreken. Hij deed dat in zulke welluidende taal dat ik die hier niet gebrekkig ga zitten citeren.
Maar de ‘Wet van Coorevits’ wil ik u niet onthouden. Als ik goed heb meegeschreven komt de ‘Wet van Coorevits’ op het volgende neer: het heeft geen zin om een literaire soiree te organiseren als de organisatie niet net zoveel aandacht besteedt aan die soiree als de schrijver aan zijn schrijfsels.
Lucky Fonz III eert Jan van Mersbergen
Lucky Fonz III onderwierp De laatste ontsnapping, de roman die Jan van Mersbergen de F. Bordewijk-prijs opleverde, aan de Bechdel-test (de Bechdel-test wordt gebruikt om genderdiversiteit in films te meten. Een film scoort als er tenminste twee vrouwen in voorkomen, die als ze samen praten het niet alleen over mannen hebben).
Helaas voor Jan van Mersbergen kwam De laatste ontsnapping niet door de test. Met de jury kwam Lucky Fonz III tot de conclusie dat het vooral zwijgende mannen zijn die de romans van Jan van Mersbergen bevolken. (Dat viel ook een deelneemster aan een door
Fonz III geleide door Das Magazin georganiseerde bespreking van het boek op: ‘Ik vind het mooi hoe hij vrouwen laat schitteren in afwezigheid.’)
Vanwege die zwijgende mannen zong Lucky Fonz III Jongens (hier, maar niet zoals gespeeld tijdens Het Schrijversfeest).
Maarten ’t Hart eert Mensje van Keulen
Maarten ’t Hart en Mensje van Keulen debuteerden ongeveer tegelijk (hij – toen nog Martin Hart: eind 1971 met Stenen voor een ransuil; zij: begin 1972 met Bleekers zomer). ‘Moet ik deze concurrente bestrijden, bewonderen of beminnen’, vroeg Maarten ’t Hart zich af toen af (beminnen leek hem te hoog gegrepen, het werd bewonderen).
Inmiddels zoveel jaar later is er geen spoor meer te bekennen van generatiegenote schrijvers die in dezelfde tijd debuteerden: ‘Ze zijn dood of ze schrijven niet meer. Maar Mensje en ik zijn er nog steeds’ (Maarten ’t Hart beschikt over komisch talent. Deze woorden dienen tegen die achtergrond gelezen te worden.)
Maarten ’t Hart roemde Mensje van Keulen vanwege twee ongeëvenaarde kwaliteiten: ‘Zij is de grootmeester van de dialoog en ze schrijft het mooiste, puurste, zuiverste Nederlands’.
Het had voor de hand gelegen dat vanwege dat zuivere Nederlands het cadeau dat hij voor haar mocht kopen iets van diamant zou zijn. Maar dat was te begrotelijk. Het werd een papieren vouwtijgertje, omdat ‘Mensje van Keulen haar zinnen net zo lang vouwt en plooit tot ze goed zijn’ en vanwege haar gedicht Tony Tijger:
Tony Tijger had zo’n tandpijn,
tranen rolden langs zijn toet.
Tonia, zijn tweelingzus, zei:
‘Tony, weet je wat jij doet?
Nu meteen naar tandarts Tekkel,
anders is het straks te laat.
Want dan klettert je gebitje
tand voor tand totaal op straat!’
Toen zat Tony niet veel later
trillend in de tandartsstoel.
‘Tjonge,’ zuchtte tandarts Tekkel.
‘Tja, dat geeft een rotgevoel.
Maar jij snoepte te veel toffees,
dus voor straf krijg jij geen spuit.’
En hij trok plots, met twee poten
om de tang, de tand eruit…!
‘Auwauw! ‘jankte Tony Tijger,
‘treiterige tandentrekker!
Maar ik heb zat tanden over
en een tekkel smaakt best lekker.’
En toen heeft Tony, moet je weten,
met trek de tandarts opgevreten.
(uit: Van Aap tot Zet, 1990)
Met de € 2,95 die het vouwtijgertje kostte, bleef Maarten ruimschoots binnen het budget.
Leave a Reply