Al voordat de Dichters des Vaderlands van België en Nederland geconfronteerd werden met de aanstelling van een Dichter der Nederlanden maakte Charles Ducal de balans op van het eerste jaar dat hij als eerste de functie Dichter des Vaderland in België uitoefende. Hoe hij dat eerste jaar ervaren heeft, staat onder de titel Een gratis durum: tussentijds bilan van de Dichter des Vaderlands in het januarinummer van Poëziekrant.
Maar ik las wat hij te zeggen had over de wijze waarop hij zijn ambt tot nu toe bekleedt pas nadat er commotie ontstaan was over de Dichter der Nederlanden, namelijk nu net pas (ik geef toe: ik ben het spoor van de actualiteit een beetje bijster).
Zeven gedichten schreef Charles Ducal (zes per jaar is de opdracht), die zich – dat begreep ik uit wat hij in Nooit meer slapen zei – niet louter door de actualiteit kan laten leiden, omdat zijn gedichten voordat ze verschijnen ook in het Frans en in het Duits vertaald worden.
(Over dat vertalen en of de tijd die dat vraagt bezwaarlijk is, zegt hij in Poëziekrant dan weer dit:
‘Soms krijg ik de vraag of de “vertaalplicht” me niet hindert. Het vraagt immers de nodige weken, soms maanden, eer een gedicht in het Frans en het Duits even “goed zit” als in het Nederlands. In de krant reageren op een twee dagen tevoren neergeschoten vliegtuig of een onthoofding in Irak, zit er bijgevolg niet in. Ik zou zeggen: gelukkig maar. Gelukkig wordt dat van mij niet gevraagd. Dichters hebben geen originelere of scherpere gedachten over mens en wereld dan anderen. Hun eerste reacties zijn doorgaans even voorspelbaar en banaal.’)
Dat Charles Ducal kiest voor onderwerpen die minder actualiteitsgevoelig zijn dan wat doorgaans in het nieuws komt, en hij geen verkondiger van maatschappelijk ongenoegen wil zijn, betekent niet dat hij als Dichter des Vaderlands concessies doet aan zijn standpunten:
‘Ik wilde geen zanger zijn van de vage middelmaat, geen dichter van clichéboodschappen of biedermeiersentimenten die iedereen lust omdat ze “des mensen zijn”. Ik was niet van plan mijn visie op de samenleving te verbergen of mijn engagement in quarantaine te plaatsen. Ik ben links en ben dat dit jaar gebleven.’
Had hij zijn hart niet kunnen laten spreken, dan zou hij geen Dichter des Vaderlands geworden zijn:
‘De kern van een gedicht is voor mij altijd een “allerindividueelste emotie”. Daarom vond ik het essentieel mijn thema’s te kunnen kiezen. Had ik dat niet gekund, zou ik de opdracht geweigerd hebben. Nu heb ik onderwerpen kunnen kiezen die vertrekken van een sterke emotionele kern.’
Sinds hij in Nooit meer slapen geen blad voor de mond nam over de aanstelling van een Dichter der Nederlanden, weet ik dat Charles Ducal daadwerkelijk staat voor wat hij vindt.
Na het lezen van Een gratis durum: tussentijds bilan van de Dichter des Vaderlands weet ik dat hij ook niet te beroerd is om in zijn keuken te laten kijken:
‘Een dichter gaat niet over één nacht ijs. Ik zal maar bekennen dat ik, voor ik de opdracht aanvaardde , op mijn computer mijn kladboek heb geraadpleegd om niet met een lege rugzak te moeten vertrekken. Bijna alle gedichten bestonden al in een eerste aanzet. Sommige gedichten, bijvoorbeeld “As in de mond” en “Faalangst” dateren in voorlopige versie al van jaren terug. Een Dichter des Vaderlands is in de eerste plaats een dichter. Het laatste wat hij mag verraden is de poëzie zelf.’
Hoewel Charles Ducal nog veel meer zegt – onder andere over hoe hij in teamverband ‘als de tweekoppige Dichter der Lage Landen, zeg maar’ samenwerkt met de Nederlandse Dichter des Vaderlands Anne Vegter – vond ik deze passage het meest onthullend.
Ik weet niet precies waarom. Misschien omdat hij hiermee zegt dat het eigenlijk onmogelijk is om een gedicht uit je mouw te schudden, terwijl dat in essentie toch is wat van een instituut als een Dichter des Vaderlands wordt verwacht.
Daarom ben ik ook zo benieuwd of en/of hoe een functioneel dichterschap de ontwikkeling van een oeuvre van een dichter beïnvloedt.
Leave a Reply