Vroeger, dat wil zeggen toen ik nog bibliothecaris was, deed ik mijn uiterste best om alle boeken die kans maakten op een literaire prijs gelezen te hebben. Ik vond dat ik dat aan mijn vak verplicht was. Tegenwoordig vind ik vooral dat ik aan mezelf verplicht ben om kennis te nemen van wat door jury’s goed bevonden wordt.
De jury van de Gouden Boekenuil bezorgde mij recentelijk enig extra werk. Van de vijf genomineerde titels had ik alleen Het hout van Jeroen Brouwers en De consequenties van Niña Weijers gelezen, maar ik beloof beterschap: Hier wonen ook mensen van Rob van Essen, Orgelman van Mark Schaevers en Vechtmemoires van Joost de Vries staan op de nominatie gelezen te worden.
Omdat hier heus nog wel het een en ander ligt dat nooit genomineerd zal worden en toch het lezen waard is, vreesde ik het ergste vanwege het bekendmaken van de nominaties voor de Libris Literatuurprijs die nooit lang op zich laat wachten als die van de Gouden Boekenuil eenmaal bekend zijn.
Maar zie, dit zijn de zes titels/schrijvers die de shortlist haalden (in alfabetische volgorde):
Ik kom terug – Adriaan van Dis
Roxy – Esther Gerritsen
Teatro Olimpico – Kees ‘t Hart
Godin, held – Gustaaf Peek
Monte Carlo – Peter Terrin
De consequenties – Niña Weijers
en ik heb ze allemaal al uit (misschien moet ik me dan dit jaar maar eens wagen aan een prognose… maar nu nog niet).
Op de afzonderlijke titels gaat de jury die de Libris Literatuurprijs toekent- bestaande uit: Wim Pijbes (voorzitter), Jacqueline Bel (wetenschapper), Rob van Essen (auteur en recensent), Maria Goos (auteur) en Marnix Verplancke (recensent) – nog niet in. In het juryrapport gaat het vooral over de ontwikkelingen in het boekenvak. Over de kansen én de bedreigingen.
De enige semi-inhoudelijke opmerking betreft het grote aantal vrouwelijke debutanten dat een prima eersteling heeft afgeleverd. De jury gaat zelfs zover dat zij de Nederland een vrouwelijke literaire toekomst voorspelt:
‘Hoe de literaire toekomst van Nederland er uit zal zien? Gezien de oogst van 200 ingestuurde romans zal die toekomst vrouwelijk zijn, zo lijkt het wel. Het viel de jury op hoeveel jonge, vrouwelijke debutanten het voorbije jaar heeft opgeleverd die niet alleen qua kwantiteit, maar ook qua literaire kwaliteit menig mannelijke vakgenoot ver achter zich lieten. Niet alleen hun jonge leeftijd, maar ook hun thematiek verenigt hen. Waar tot voor kort de Nederlandse literatuur vaak niet veel verder keek dan de eigen huiskamer, blijken deze jonge vrouwen alle ramen en deuren open te gooien en de wereld onverschrokken tegemoet te treden. De zoektocht naar het eigen ik en hoe dit in verhouding staat tot de rest van de mensheid is daarbij meer dan eens het onderliggende thema, en kunst blijkt dan een uitgelezen middel om die verhouding uit te klaren. Terwijl jonge vrouwen ooit traditioneel het favoriete onderwerp vormden van ouder wordende kunstenaars, lijkt de blijmoedige conclusie gerechtvaardigd dat de rollen vandaag de dag omgekeerd zijn.’
Eén van die jonge vrouwelijke debutanten haalde daadwerkelijk de shortlist – Niña Weijers, Esther Gerritsen is geen talent meer: zij heeft inmiddels een staat van dienst – van de vier genomineerde mannen is er maar een die het niet over vrouwen heeft – Kees ’t Hart – maar de overige drie – Adriaan van Dis, Gustaaf Peek en Peter Terrin – kun je niet onder één noemer vangen.
Leave a Reply