Vlak voor kerst stelde ik mijn geest een uur lang ter beschikking van de wetenschap. Met een badmuts op mijn hoofd, vingers beplakt met electroden, een buikband die wat strak zat en een webcam op twaalf uur mocht ik zoveel lezen in Het bestand van Arnon Grunberg als ik in zestig minuten aankon.
Terwijl ik beplakt werd, vertelde ik dat ik een lezer ben die het liefst een boek van papier leest en vroeg ik me hardop af – maar ik geloof wel dat de studenten die hun uiterste best deden om de electroden te bevestigen (ik ben allergisch voor pleisters: om te voorkomen dat ik bultjes en dus jeuk kreeg, had ik mijn eigen pleisters meegebracht, maar die bleken niet bestand tegen de gel die wat mij hersenen aan activiteit zouden gaan produceren moesten geleiden) wel begrepen dat ik hoopte een antwoord te krijgen – of het onderzoek daar wel in voorzag. Er was mij veel aan gelegen een nuttige proefpersoon te zijn.
Wist ik veel dat Arnon Grunberg mij een loer ging draaien.
Acht woorden lang was ik een argeloze lezer. Daarna niet meer. Het negende woord in Het bestand is namelijk Lillian. Weliswaar hebben mijn ouders besloten dat je die naam in mijn geval anders schrijft, maar je zegt [lieliejan] en dat lijkt meer op Lillian dan op Liliane, want dat rijmt in het ergste geval op Sahne.
Denk niet dat ik dacht dat Het bestand over mij gaat. En het was me ook al heel snel duidelijk – na de eerste twee zinnen namelijk: ‘Kauwen is mediteren. Al ruim twaalf uur heeft Lillian, een jonge vrouw met vijf tatoeages, waarvan vier discreet, niet gemediteerd’ – dat Lillian en ik weinig gemeen hebben.
Maar toch… Zo vaak zie ik mijn naam nu ook weer niet opduiken in een roman of novelle (maar toch nog altijd vaker dan in het werkelijke leven).
Ik zou wel eens willen weten wat er in mijn hoofd gebeurde op het moment dat ik Lillian voor het eerst tegenkwam.
Dat er tijdens de zestig minuten die het onderzoek duurde momenten waren dat ik dacht niet alleen door Arnon Grunberg maar misschien ook wel door de wetenschap in de maling genomen werd, laat ik liever onvermeld.
Naarmate ik verder in Het bestand vorderde, kostte het me namelijk steeds meer moeite om de gedachte te verdringen dat ik een gepersonaliseerde versie van Het bestand zat te lezen. Er kwam mij steeds meer bekend voor. Het leek wel of mijn hoofd ter plekke gehackt werd.
Ik zou wel eens willen weten wat dat precies met een lezer doet als zij haar naam geplakt ziet op een van de personages. Dat zouden ze eens moeten onderzoeken.
Of ik de wetenschap een dienst bewezen heb door een uur geconcentreerder dan ooit te lezen, weet ik nog niet. Na het meten moeten de data eerst geanalyseerd worden voor er geweten wordt. Maar als het waar is dat je van het lezen van Het bestand niet vrolijk wordt, ben ik geloof ik – want ik weet niet hoe betrouwbaar mijn eigen rapportage is – een uitzondering die de regel bevestigt. Ik meen mij namelijk te herinneren – maar wie zegt dat ik dat goed onthouden heb – dat het bij mij met de walging, minachting, boosheid wel meeviel.
Eén ding weet ik wel. Ik ben een langzame lezer. Toen neurowetenschapper Ysbrand van der Werf tijdens de eerste onderzoeksresultaten bekend maakte (dat je dus niet vrolijk wordt van het lezen van Het bestand, een conclusie die makkelijk fout geïnterpreteerd kan worden voor wie meer dan een half woord nodig heeft) kondigde hij aan dat Halina Reijn even later de meest emotionele passage uit Het bestand zou gaan voorlezen.
Toen zij het boek opensloeg, zag ik meteen dat ik zover niet gekomen was. De passage die Halina las, duurde zes bladzijden, en begon zo:
‘RULES OF THE INTERNET #5
ANONYMOUS NEVER FORGIVES
Drie dagen heeft ze Seb niet gezien, twee dagen lang al staat zijn auto niet op de parkeerplaats. Ze durft niet te vragen waar hij is. Aan wie zou ze dat ook moeten vragen, zo intiem is ze niet met haar collega’s. Axel wil ze er niet mee lastigvallen. Al heeft hij voor haar gedanst, al bestookt hij haar met berichten over de conferentie “The Future of Cyber Security”, die in Nice zal plaatsvinden, een conferentie die volgens Axel het aangename met het noodzakelijke zal combineren. Het aangename is wat hem betreft voornamelijk gelegen in de Côte d’Azur. Ze kent die kust van fietsvakanties, ze heeft er geen goede herinneringen aan. De Côte d’Azur, een plek waar de mens zich van zijn opdringerigste en behoeftigste kant aan haar heeft laten zien, maar dat vertelt ze niet aan Axel, ze produceert normaal gedrag, wat wil zeggen dat ze zich op beschaafde wijze verheugd toont om de cyber security-conferentie aan de Middellandse Zee bij te wonen.’
Zover – dat Lillian Seb drie dagen niet gezien heeft, staat op bladzijde 141 – ben ik tijdens het onderzoek niet gekomen (Wie wel? En wat zegt dat over de mededeling van Ysbrand van der Werf dat we hier – van pagina 141 tot en met 146 – te maken hebben met het meest emotionele deel van het boek? Hoe wetenschappelijk is dat bewezen?)
Ik weet niet meer precies hoe ver ik op die dag vlak voor kerst kwam. Wel verrassend ver. Maar wat wil je: ik werd door niets en niemand afgeleid. Het was in het Grunberglab stiller dan in de stilste stiltecoupé.
Inmiddels heb ik heel Het bestand gelezen. Lang niet alles kwam me bekend voor. En dat terwijl ik toen ik daar met een badmuts op mijn hoofd, vingers beplakt met electroden, een buikband die wat strak zat en een webcam op twaalf uur zat te lezen, dacht dat geen woord me zou ontglippen. Dat ik alles zou onthouden en de draad weer zou oppikken waar ik vlak voor kerst ontkoppeld werd.
Willem says
Een hele ervaring lijkt me, zo’n gedoetje met badmutsen, pleisters en gel en zo. Toch kwam bij mij de vraag op: hackt niet elke kunstenaar, hoe kort ook, de hersenen van degeen die kennis neemt van zijn werk?