‘Natuurlijk trek je ‘s ochtends geen gedicht aan tegen koude voeten. Je smeert geen brood met een gedicht en je fietst niet op een gedicht naar je werk. Je kruipt ’s nachts ook niet tegen een gedicht aan in bed’,
schrijft Dichteres des Vaderlands Anne Vegter in de inleiding op de door haar samengestelde bundel Je bent mijn liefste woord: gedichten voor bijzondere momenten. Om vervolgens zo verder te gaan:
‘Toch was mijn criterium de bruikbaarheid van een gedicht.’
In de twee jaar dat Anne Vegter het ambt van Dichteres des Vaderlands inmiddels bekleedt, heeft ze ondervonden hoe bruikbaar gedichten kunnen zijn. Dat gedichten, ondanks wat eerbiedwaardige poëziecritici daarover beweren, nut hebben.
Al is zij de eerste om te erkennen dat het nutteloosheid ‘voor de kunsten in brede zin absoluut waar [is]’:
‘Juist die nutteloosheid onderscheidt ze van alles in ons leven wat altijd ergens voor nodig lijkt. Heerlijke ongebondenheid. De kunsten hebben bestaansrecht zonder de plicht hun aanwezigheid te legitimeren. Schoonheid en waarheid verdedigen zich niet tegen lelijkheid en leugens. Hun kracht is hun bestaansrecht.’
Ook dat schrijft ze in haar inleiding, die begint met de woorden waaraan de bundel zijn naam te danken heeft:
‘Je bent mijn liefste woord. Je
spreekt jezelf en maakt
me mens, maakt me licht en zwaar
en vederlicht: een mens
en alle mensen.’
Woorden die ze met toestemming leent van Remco Campert. Voor dat lenen dankt ze hem in de inleiding hartelijk (en dat deed ze tijdens het ten doop houden van Je bent mijn liefste woord: gedichten voor bijzondere momenten nog eens over in de hoop dat het opgepikt zou worden – (bij dezen).
Tijdens het samenstellen van de bundel – daarvoor was meer dan één achternamiddag nodig – zeulden zowel Anne Vegter als redacteur Mirjam van Hengel de nodige poëzie heen en weer. Zo stelde ik het me tenminste voor toen Mirjam van Hengel het tijdens de presentatie had over zware boodschappentassen aan fietssturen.
Wat Anne Vegter voor ogen stond, was gedichten verschenen vanaf de jaren zestig ‘wakker te kussen’. Een wezenlijk andere intentie dan haar voorganger had toen hij tegen het einde van zijn ambtstermijn zijn keuze uit de Nederlandse poëzie presenteerde. Ramsey Nasr vroeg met Dichter Draagt Voor nadrukkelijk aandacht voor gedichten van langer geleden. Gedichten waarop het etiket ‘klassiek’ past, maar die het misschien wel juist daardoor aan dagelijkse aandacht ontbreekt.
Geboorte
Opgroeien
Identiteit
Seks
Liefde
Overspel
Geluk
Ongeluk
Afscheid
Ouderdom
Dood
Na de dood
Dat zijn de ‘momenten’ waar Anne Vegter woorden bij zocht. Meer dan driehonderd gedichten vond ze (goed genoeg voor Je bent mijn liefste woord). Ik telde 140 dichters toen ik, nadat ik de inhoudsopgave had doorgenomen, doorbladerde naar de bibliografie.
Tot nu toe heb ik nog niet de behoefte gevoeld om Je bent mijn liefste woord zo te gebruiken als Anne Vegter het bedoeld heeft. Tot nu toe heb ik de bloemlezing de gelegenheid geboden mij te verrassen. Tot nu toe gaf zij de volgende gedichten prijs:
Rendez-vous van Gerrit Krol (overspel)
Varik van H.H. ter Balkt (geluk)
(Dit is de stem van mijn worgengel:) van Fritzi Harmsen van Beek (dood)
De diepe betekenis van Leo Vroman (ouderdom)
Mooi van Armando (ongeluk)
Annunciatie van Thomas Lieske (seks)
Eurydice van Leonard Nolens (ouderdom)
Er komt vast een moment waarop ik voor het eerst heel gericht ga zoeken, en dan zal ik weten of Je bent mijn liefste woord werkelijk werkt. Nu kan ik alleen maar constateren dat Anne Vegter een gelukkige hand van kiezen heeft en dat er lang niet altijd een aanleiding hoeft te zijn om een ‘gelegenheidsgedicht’ te lezen.
Leave a Reply