Er zijn raadsels die onopgelost moeten blijven. Voor mij is Lewis Carroll zo’n raadsel. Liever nog dan onopgelost zou ik willen dat het raadsel groter en groter wordt. Laat zijn doen en laten vooral een mysterie blijven.
Ondanks dat glipte ik ooit in Oxford langs een poortwachter met bolhoed – terwijl het toch duidelijk was: ‘the college is now closed to visitors’- om aan de rand van een tiptop gazon de kant van zijn kamers op te kijken. Althans te kijken naar waar ik zijn kamers vermoedde (hij had een appartement dat uit tien kamers bestond). Waar hij precies woonde wist ik niet, en dat wilde ik ook zo houden. Ik scheerde die zomer – en een paar zomers later in Llandudno opnieuw – langs locaties en dat was voldoende.
Maar ik wil wel lezen wat er over Lewis Carroll geschreven wordt. Hoewel ook weer niet alles. Het boek waarin zijn bankrekeningen uitgeplozen worden, heb ik bijvoorbeeld overgeslagen. Zelfs The complete Works of Lewis Carroll (a Wonderland of Stories, Nonsense and Wit) – gekocht in Oxford – heb ik niet van begin tot eind gelezen.
Maar Alice in Verbazië: essays van Nicolaas Matsier las ik dan weer wel. De eerste én de uitgebreide en herziene tweede druk. Matsier vertaalde De avonturen van Alice in Wonderland (Alice’s Adventures in Wonderland), Achter de Spiegel en wat Alice daar aantrof (Through the Looking-Glass and What Alice Found There) en ook Aantekeningen bij Alice (The Annotated Alice) van Martin Gardner. En daarna selecteerde en vertaalde hij ook nog brieven die hij vervolgens bundelde in Met 4¾ kus: brieven aan kinderen, maar niet alleen.
Alice in Verbazië zijn Matsiers eigen aantekeningen bij Alice. Onderwerpen die zijn aandacht trokken tijdens het vertalen. Hij memoreert memorabele plekken in het leven van Lewis Carroll/Charles Lutwidge Dodgson; schetst in het kort zijn leven; vergelijkt de tekeningen van John Tenniel met die van Franciszka Themerson; vraagt zich af of Alice in Wonderland wel een kinderboek is; zoomt in op sense, nonsense en etiquette, en stelt tot slot nog een aantal vertaalproblemen aan de orde.
Carel Peeters pakt het in Het wonderland van Lewis Carroll – een deel van de stukken verscheen eerder in Vrij Nederland – anders aan. Hij richt zich op de ‘prismatische persoonlijkheid’ van Charles Lutwidge Dodgson/Lewis Carroll. ‘Lewis Carroll is een moderne, allegorische figuur. Modern vanwege zijn prismatische persoonlijkheid, zijn veelkantigheid. Hij is geen ondubbelzinnig karakter, zoals het prototype van de preutse Victoriaan aan wie alles meteen duidelijk is omdat hij beantwoordt aan alle clichés van zijn tijd. Carroll is een ingewikkelde figuur, iemand die verschillende tegenstrijdige karakters in zich verenigt. Hij is de verpersoonlijking van iemand waarin conventie en rebellie even sterk vertegenwoordigd zijn. Hij voelde zich verbonden met de christelijke moraal, maar zijn verbeelding zocht de vrijheid. Hij was gesteld op vormelijkheid, maar ook op verrassingen. Hij hield van grenzen, maar probeerde uit hoever hij kon gaan.’
Zo omschreven lijkt het alsof Lewis Carroll een leven lang soepel schakelt tussen zijn vele kanten als de situatie dat van hem vraagt. Maar dat is niet de indruk die ik van hem heb, en gelukkig bevestigt Het wonderland van Lewis Carroll die indruk.
Charles Lutwidge Dodgson was een tragische figuur. Een man vol goede bedoelingen, maar die werden lang niet altijd begrepen of pakten anders uit dan hij gehoopt had. Een man die maar moeilijk aansluiting vond bij anderen, en via de omweg van de talenten van Lewis Carroll alsnog probeerde een sociaal leven te leiden.
Dat hij meisjes fotografeerde en brieven schreef is bekend, maar deed hij dat daadwerkelijk vanwege een zielsverwantschap of was hij uit op contacten met hun moeders? Hoe belangrijk was het dat hij al fotograferend tal van bekende en/of beroemde mensen ontmoette of ging het hem puur om de fotografie en het perfectioneren van de techniek? Gaf hij gul – zo gul dat hij bijna permanent rood stond – om goed te doen of was het een manier om geliefd te zijn en gewaardeerd te worden?
Want de mens die als schrijver succes had, hunkerde als man naar aandacht en affectie.
Carel Peeters schaamt er zich niet voor schaamteloos bij Dodgson/Carroll naar binnen te kijken. Hij neust in zijn boekenkast – waar literatuur overheerst en theologie en wiskunde ruim vertegenwoordigd zijn; achterhaalt aan de hand van de kunst aan de muur zijn voorkeuren voor en vriendschappen met kunstenaars; hij analyseert ingezonden brieven en pamfletten om te constateren dat Dodgson/Carroll niet alleen overal een mening over had – ook over de manier waarop Christ Church College geleid werd en daarbij spaarde hij de vader van Alice (Liddell) niet, maar ook nog over innovatieve inzichten beschikte – hij is de man van de vaste boekenprijs en het stofomslag, maar ook hij bepleitte ook een eerlijker competitie tijdens tennistoernooien.
Maar natuurlijk zoekt hij ook op de meest voor de hand liggende plek: in het werk. Zonder nadrukkelijk de vraag te stellen hoe autobiografisch Carroll schrijft, zoomt hij in op aspecten en details die veel zeggen over de mentaliteit en moraal en het wereld- en mensbeeld van Dodgson.
Door de treurigheid – toppunt van treurigheid vind ik de harteloosheid van mrs Hargreaves, die op het moment dat ze geld nodig heeft om haar huis te onderhouden niet aarzelt en een hoogste bieder zoekt voor het handgeschreven manuscript van Alice’s Adventures under Ground dat ze van de schrijver kreeg omdat hij het verhaal dat hij haar tijdens een boottochtje vertelde aan haar vond toebehoren, de treurigheid dus van de één (Dodgson) af te zetten tegen het talent en de creativiteit van de ander (Carroll) vergroot hij het raadsel van dat complexe karakter.
Carel Peeters is niet alle onderwerpen in Het wonderland van Lewis Carroll zelf op het spoor gekomen, ook hij leest wat er over Lewis Carroll geschreven wordt, maar hij heeft heel wat meer gelezen dan ik. Wat Carel Peeters heel goed doet is al die onderwerpen indikken – zonder dat daardoor een feitenbrij ontstaat, ordenen en met elkaar in verband brengen. Daardoor lijkt het alsof dit boek de definitieve antwoorden op alle denkbare vragen bevat en alle andere overbodige maakt. Maar ik vrees dat hij met zijn aanstekelijke enthousiasme juist het tegendeel bereikt: ik werd er nogal lezerig van.
(En dus begon ik toen ik Het wonderland van Lewis Carroll gelezen had in Journaal van een reis naar Rusland in 1867, geheel ten onrechte toegeschreven aan Lewis Carroll. Want de man die met dit verslag bewijst geen aanleg voor reizen te hebben – Charles Lutwidge Dodgson – kan stilistisch niet tippen aan de man wiens naam prijkt op cover en titelpagina, en las wat Derek Hudson over het effect van die reis schrijft in Lewis Carroll: an Illustrated Biography: ‘Dodgson never left England again. He rarely referred to his Russian journey in later life. Though he had observed its incidents with humour and curiosity it seems not to have touched him vitally, but if anything to have deepened his patriotic insularity. In future, Sandown and Eastbourne were to be fully satisfying; and he never achieved a trip to the Holy Land with his camera that he had contemplated as early as 1856. His mind went abroad to strange places; the name of Lewis Carroll travelled the world; but C.L. Dodggson was content with the Oxford and the England he knew.’
Ondertussen dwaalden mijn gedachten af en stak ik bij Tom Tower St. Aldate’s over, wierp een blik in The Sheep Shop en liep terug naar mijn B&B op Abingdon Road waar ik zonder mrs Strange tegen het lijf te lopen – echt waar, zo heet ze – mijn kamer bereikte. Ik nestelde me in de niet al te comfortabele lui bedoelde stoel en begon in het eerder die dag gekochte The complete Works of Lewis Carroll (a Wonderland of Stories, Nonsense and Wit).
Toen de stilte op haar hoogtepunt was, kon ik het geknaag dat ik al enige tijd hoor niet langer negeren. Zonder na te denken voelde ik en zonder dat het echt tot me doordrong voelde ik een vlezige rups van aanmerkelijke grootte. Toen ik me dat realiseerde, wist ik niet hoe snel ik de knager uit het raam moest zwiepen.)
De Harmonie, 2013
ISBN 978-90-76168-45-6
Dit jaar wordt Alice in Wonderland honderdvijftig jaar. Het is mijn vaste voornemen daar op onregelmatige tijden aandacht aan te besteden. Dit stuk verscheen al eerder, op De Contrabas.
Toegift: Alice in Wonderland (1915) van W.W. Young, met Viola Savoy als Alice:
Leave a Reply