Vorige week was ik in het Allard Pierson Museum in Amsterdam om er het De Wereld Draait Door Pop-Up Museum te bezoeken. Tien tafeldames en -heren van DWDD struinden in de depots van tien musea om ieder een zaal inrichten. Een briljant idee. Dat wilde ik wel eens zien.
Werken die anders maar achter de schermen van het Gemeentemuseum Den Haag (gastcurator: Joost Zwagerman); Drents Museum in Assen (Nico Dijkshoorn); Centraal Museum in Utrecht (Cécile Narinx); Van Abbemuseum in Eindhoven (Marc-Marie Huijbregts); Stedelijk Museum in Amsterdam (Jasper Krabbé); Museum De Fundatie in Zwolle/Heino (Halina Reijn); Museum Catharijneconvent in Utrecht (Herman Pleij); het Rijksmuseum in Amsterdam (Pieter van Vollenhoven en Nico de Haan); Nederlands Fotomuseum in Rotterdam (Fidan Ekiz) en het Groninger Museum in Groningen (Jan Mulder) hangen te hangen (of te staan) worden op deze manier een beter leven gegund.
(Het schijnt dat ze in Rotterdam permanent werken uit depot willen tonen. Er is daar nogal wat te doen om het nog te realiseren Collectiegebouw van Boijmans Van Beuningen.)
De Wereld Draait Door werd door Jasper Krabbé op het idee van het DWDD Popup Museum gebracht. Vorig jaar maakte Jasper Krabbé – de enige van de tien gastcuratoren die zelf beeldend kunstenaar is – in het Tropenmuseum de tentoonstelling Soulmade.
Toen liet hij zich door de collectie uitdagen tot het maken van nieuw werk. Nu beperkte hij zich net als de negen anderen tot het maken van een keuze (al hangt er ook een werk van eigen hand tussen. Bij wijze van ode maakte Jasper Krabbé ooit Wreath for Julio, dertig tekeningen waarmee hij eer bewijst aan de relatief jong overleden Julio Galán:
‘Ik tekende zijn leven als opeenvolgende beeldsequentie zonder synchroniciteit, zonder logica, zoals ze zich misschien aan je voordoet op het laatste moment. Samengebalde ervaringen, portretten, mogelijke gedachten en herinneringen in verhevigde vorm. Mijn visuele ode aan Galán is ook op te vatten als universele ode aan de vergeten kunstenaar. Zijn nabestaanden weten niets van deze ode. Misschien dat ze er op een dag bij toeval op stuiten. Dat zou ik mooi vinden.’
(Zo zegt hij het in Atelier Krabbé: over kunst kijken en maken. In de pop-up krant bij de pop-up tentoonstelling voegt hij er nog iets aan toe:
‘Eigenlijk is de serie een ode aan de vergeten kunstenaar. Het lijkt me zo mooi als Galàns nabestaanden ooit nog eens plots op mijn tekeningen zouden stuiten. Dat ze bij het googelen per toeval zo’n afbeelding tegenkomen. Dat moet toch een mooie ontdekking zijn voor een vader of een zus – de wetenschap dat er ergens in Amsterdam een schilder is die enorm door de kunst van hun zoon of broer geraakt is.’)
Het was er druk (maar niet zo druk als het naar het schijnt vanwege De late Rembrandt is in het Rijksmuseum – Frits Abrahams schreef daar een prachtige edoch venijnige column over: Drukke Rembrandt). Veel drukker dan anders.
Ik slenterde door de tien zaaltjes en nam kennis van de ideeën achter de gemaakte keuzes. Dat je tien keer in korte tijd iets totaal anders te zien krijgt, vond ik een pre. Maar er schortte wat mij betreft ook iets aan dit tijdelijke museum.
Het duurde even voor ik ongeveer wist wat: er was te goed over nagedacht. Het DWDD Pop-Up Museum lijkt teveel op een echt museum.
Toen ik gisteren in Atelier Krabbé: over kunst kijken en maken dit las:
‘Door de uitleg en verhalen waarmee het kunstwerk is besmet is het vrijwel onmogelijk om een werk puur op zichzelf, buiten een context, te bekijken. Maar het kan. Niet lang geleden bezocht ik het depot van het Stedelijk Museum. Dat was beter dan een bezoek aan het museum zelf. Alle schilderijen hangen daar zonder oordeel door en naast elkaar. Niet op jaartal, maker of stroming, maar totaal en volledig politiek incorrect. De werken zijn gegroepeerd naar formaat; hier was nog plek voor een Hans Arp, daar voor een Jean Brusselmans. Rijp hing naast groen, goed naast minder goed, groot naast klein. Mijn eigen werk hing er tussen Chia en een Kiefer, en had het buitengewoon naar zijn zin’,
wist ik het precies. Beter dan Jasper Krabbé had ik het niet kunnen formuleren.
Ik had net als de tien tafeldames en –heren in een snoepwinkel willen dwalen, maar was toch weer in een uiterst verantwoorde expositie terechtgekomen.
(Zo gek is dat idee voor een Collectiegebouw misschien dus toch niet. Alleen kost het zo ontzettend veel geld en kan Rotterdam zich na het gedoe bij het Wereldmuseum niet nog een museumdebacle veroorloven.)
Leave a Reply