De oorlog door – door de oorlog
Hoewel het er al een tijdje nauwelijks van komt, vind ik het lezen van (auto)biografieën zinvol. Als ze goed zijn, snap je na het lezen van (auto)biografieën waarom een mens gedaan heeft wat hij heeft gedaan en gemaakt heeft wat hij heeft gemaakt.
Toen ik (auto)biografieën begon te lezen, gingen ze altijd over mensen die al uitgeleefd waren voordat ik geboren werd. Daarom weet ik nog precies wanneer ik voor het eerst dacht: hé, dat herinner ik me. Dat was toen ik Keith Haring: The Autorized Biography las, geschreven door John Gruen.
Naarmate mijn jaren vorderen, komt het steeds vaker voor dat ik over ‘tijdgenoten’ – niet noodzakelijkerwijs leeftijdgenoten – lees. Ik ben daardoor steeds minder geneigd om (auto)biografen op hun woord te geloven, domweg omdat ik beter in staat ben de keuzes die een (auto)biograaf maakt te beoordelen. Want hoe feitelijk en volledig ook, elke (auto)biografie is een interpretatie van een leven.
Natuurlijk is nieuwsgierigheid naar die beschreven levens een van mijn drijfveren, maar ik probeer mijn overwegingen bij het maken van de keuze welke (auto)biografie wel en welke niet zo zuiver mogelijk te houden.
Hoewel hier twee biografieën om voorrang vechten – De zanger van de wrok, het tweede deel van de biografie van Willem Frederik Hermans (Willem Otterspeer) en Felix Nussbaum: een schildersleven (Mark Schaevers) – las ik het veel recenter verschenen Zolang er nog tranen zijn van Hannelore Grünberg-Klein eerst nog even eerst.
Ik hoorde voor het eerst over het bestaan van dit boek toen ik haar zoon – de schrijver Arnon Grunberg – er met Paul Rosenmöller over hoorde praten. Hij – haar zoon – had het boek toen nog niet gelezen.
Het is vanwege die zoon dat ik Zolang er nog tranen zijn las. Vanwege de rol die zij in zijn werk speelt. Dat vermoed ik althans.
—
Na een gelukkige jeugd in Berlijn verandert het leven van Hannelore Klein ingrijpend. Als de dreiging in Duitsland te groot wordt, besluiten haar ouders hun heil elders te zoeken. Omdat veel landen hun grenzen al gesloten hebben voor joden die in Duitsland hun leven niet zeker zullen zijn, reist de familie naar Cuba. Ze zullen er echter nooit aan land gaan.
Ondanks onderhandelingen en de inspanningen van de kapitein, en ondanks het geld dat de joodse opvarenden bij een eventueel asiel meekrijgen, moet de St. Louis rechtsomkeert maken richting Europa. Hannelore en haar ouders vinden uiteindelijk onderdak in Nederland. Ze ‘landen’ op Heijplaat, gaan van daar naar het Lloyd Hotel in Amsterdam en dan door naar Westerbork.
Na Westerbork volgden Theresienstadt, Auschwitz-Birkenau, Freiberg en Mauthausen. De memoires van Hannelore Grünberg-Klein houden op in Amsterdam, waar ze na haar naoorlogse omzwervingen in 1950 naar terugkeert als haar grootvader ‘stervensziek’ is.
Zolang er nog tranen zijn laat zien hoe dagelijkse en bijzondere bezigheden (de ernst van) de oorlog aan het oog van kinderen onttrok. Maar ook wordt duidelijk hoe Hannelore Klein van een meisje een jongvolwassene wordt die zich niet alleen bewust is van haar eigen verschijning en wat die bij sommigen teweegbrengt, maar ook van wat oorlog is en van wat er buiten de kampen gebeurt.
Hannelore Grünberg-Klein weigert – al weet ik niet of ze dat bewust gedaan heeft – om te zien in wrok. Hoewel de oorlog die destijds zo hevig om haar heen woedde het leven dat Hannelore Grünberg-Klein daarna gaat leiden ingrijpend beïnvloedde, houdt zij zich aan wat ze zich herinnert. Dat schrijft de moeder van Arnon Grunberg heel precies en gedetailleerd op.
Daar waar het historische feiten betreft, raadpleegde ze bronnen, lees ik in de noten en het nawoord, maar of zij voor het persoonlijke deel van het verhaal teruggreep op aantekeningen die ze tijdens de oorlog al maakte – Hannelore Grünberg-Klein schreef haar memoires volgens haar zoon in 1989, dus lang nadat de gebeurtenissen die ze beschrijft plaatsvonden – wordt niet vermeld.
—
Hannelore Grünberg-Klein is niet de eerste die vastlegt wat haar tijdens de Tweede Wereldoorlog is overkomen. Ik kan niet beoordelen hoe uniek haar memoires zijn en hoeveel essentieel voor een beter begrip van het leven van (uit Duitsland gevluchte) joden die vanuit Westerbork gedeporteerd werden. Daarvoor heb ik te weinig egodocumenten over de oorlog gelezen.
Ik kan zeggen dat de versie van Zolang er tranen zijn die er nu ligt – er circuleren verschillende versies van het typoscript, staat er in de verantwoording – authentiek en consistent oogt, ook al is er vanwege de leesbaarheid hier en daar ingegrepen in de tekst.
Maar het zijn wel herinneringen die met een vertraging van vijftig jaar opgetekend zijn, dus de kans bestaat dat Hannelore Grünberg-Klein in de loop van die jaren in haar hoofd herinneringen gemonteerd heeft tot een/dit verhaal.
Voordat Zolang er nog tranen zijn dit boek werd, was het een typoscript dat bedoeld was voor intimi. Maar er belandde ook een exemplaar in het archief van Herinneringscentrum Westerbork (DO 1123, inv.nr. 10643). Daar werd het door Eva Moraal geraadpleegd voor haar dissertatie Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ‘s avonds naar de revue’: kamp Westerbork in brieven, dagboeken en memoires (1942-2010).
Ze citeert Hannelore Grünberg-Klein regelmatig, en brengt wat zij zich herinnert in verband met wat ze in andere verslagen las. Een van de conclusies van Eva Moraal: de herinnering aan hoe het in Westerbork was, komt niet noodzakelijk overeen met de beleving tijdens de oorlog.
(Eva Moraal vergeleek vijftig briefcollecties, acht dagboeken en elf verslagen die tijdens het verblijf in Kamp Westerbork werden geschreven met 122 memoires die na de oorlog verschenen.)
—
Ik las Zolang er nog tranen zijn niet om wijzer te worden over de oorlog. Zoals gezegd, ik las het vanwege de zoon die regelmatig over haar schrijft. Die op dit moment bezig is met een roman over zijn moeder. Die in zijn vroege werken – waaronder Blauwe maandagen – refereert aan gemankeerde levens van ouders die de oorlog hebben meegemaakt.
Als die zoon geen beroemde schrijver was geworden, had de uitgever – ook zijn uitgever – Zolang er nog tranen zijn waarschijnlijk nooit uitgegeven. Constateert hij in zijn nawoord:
‘Het belangrijkste effect van mijn schrijverschap, en ik zeg dit zonder valse bescheidenheid, slechts met een reële blik op wie ik ben en waar ik vandaan kom – je zult je toch tot je eigen geschiedenis en die van je ouders moeten verhouden – is de uitgave van dit boek.’
Toch bewees zijn moeder hem met haar memoires een veel grotere dienst dan hij haar met zijn schrijverschap, maak ik op uit wat er onmiddellijk op de vorige zin volgt:
‘Mijn moeder en haar boek zijn het centrum, de rest zweeft daaromheen. Mijn oeuvre is een voetnoot bij dit boek en bij mijn ouders leven. Daarmee zeg ik niet dat mijn oeuvre exclusief over de oorlog zou gaan – tegen die lezing zal ik me altijd blijven verzetten – hooguit dat er gaten zijn in de herinneringen, in het geheugen, in het verhaal van mijn moeder en mijn vader, die opgevuld moeten worden. Juist ook met fictie.’
Dat het oeuvre van Arnon Grunberg als ‘oorlogsliteratuur’ gelezen moet worden, memoreerde Reinjan Mulder al eens… bij de presentatie van Onze oom.
Zover als Reinjan Mulder wil ik niet gaan. Maar dat het werk van Arnon Grunberg beïnvloed wordt door het leven van Arnon Grunberg en dat dat leven beïnvloed is door het (on)verwerkte oorlogsverleden van zijn ouders lijkt mij logisch.
Het venijn van de oorlog zoals dat zich in het gezin Grünberg manifesteerde, zit niet in Zolang er nog tranen zijn. Dat venijn van de oorlog kwam pas veel later bovendrijven. De zoon Arnon Grunberg heeft er tijdens interviews wel eens wat over gezegd. De schrijver Arnon Grunberg heeft het wel eens gebruikt in zijn werk.
‘Erger dan Auschwitz’ vond zijn moeder haar gezin en haar kinderen bijvoorbeeld.
‘Voor zover die zin iets concreets te betekenen heeft, meer is dan een in mijn ogen prachtige hyperbool – want wat ben je precies als je erger bent dan Auschwitz? – kan ik haar alleen gelijk geven. Wij waren erger dan Auschwitz, wij móésten wel erger zijn. Ik wilde ook erger zijn dan Auschwitz en ik wilde voor altijd erger blijven.’
Dat is wat Arnon Grunberg er dit keer over schrijft (in het nawoord van het boek van zijn moeder). Ik geloof niet dat ik na het lezen van Zolang er nog tranen zijn mijn kijk op zijn werk hoef te herzien.
—
Arnon Grunberg las Zolang er nog tranen zijn pas vier jaar geleden, toen de gezondheid van zijn moeder te wensen over ging laten. Daarna wilde hij haar interviewen. Dat deed hij uiteindelijk via een omweg. Het leverde de documentaire Moeder & Grunberg van Pascalle Bonnier op. Hannelore Grünberg-Klein herinnert zich in Moeder & Grunberg maar een fractie van wat er in Zolang er nog tranen zijn staat.
Leave a Reply