Eigenlijk was Joeri Nagibin niet van plan om aan Bob den Uyl te beginnen. Hij vindt dat hij op een punt aangekomen is dat hij selectief te werk moet gaan. Dat hem geen tijd meer rest om te beginnen aan ‘een nieuwe roman van een modeschrijver’ of ‘de verhalen van een geheimzinnige onbekende’. Liever wil hij herlezen.
Maar:
‘toen stond ik er voor het eerst bij stil dat ik de Nederlandse literatuur vrijwel niet kende. Ja, als jonge jongen had ik de romans van de midden jaren twintig populaire Moeltatoeli in handen gekregen, na de oorlog had ik Het roodharige meisje en Rembrandt van Tojn de Fris gelezen, maar verder?
(vertaling: Arie van der Ent)
En dus kan hij uiteindelijk niet om Bob den Ojl heen:
‘Mijn schuldgevoel tegenover de Nederlandse literatuur besliste het pleit: ik begon aan Bob den Ojl en het bleek voortreffelijke literatuur. Ik moet eerlijk zeggen dat ik van de man, zoals hij er op de foto uitzag, een keurige, realistische, buitengewoon aardse schriftuur had verwacht. Ik belandde echter in de ietwat spookachtige wereld van een verregaande alledaagsheid, die niet eens zozeer Nederlands was, alswel algemeen menselijk, die opeens explodeert door een kleine omstandigheid, zo onwaarschijnlijk, onverklaarbaar en willekeurig, dat je geestelijk niet thuis geeft en alles zonder morren slikt.’
Joeri Nagibin raakt onder de indruk van het werk van Bob den Uyl. Zo erg dat hij de schrijver wil ontmoeten zodat hij over hem kan schrijven. Ik lees dit allemaal in Het Nederland van Bob den Ojl: een literair portret dat vanwege de Bob den Uyl Prijs – de genomineerden zijn: Gerbert van der Aa (Terug naar Timboektoe: een reis naar de Toearegs in Mali); Michel Krielaars (Het brilletje van Tsjechov: reizen door Rusland); Koert Lindijer (De vloek van de Nijl: gestrand in de oorlog van Sudan); Peter Vermeersch (Ex: over een land dat zoek is) en Pieter Waterdrinker (De correspondent – de kast uit komt.
Het Nederland van Bob den Ojl lijkt een literair portret, maar drijft vooral de spot met het genre. Joeri Nagibin heeft ongetwijfeld het beste met Bob den Uyl voor, maar hij zet hem (en Nederland) literair nogal te kijk:
‘En Bob de Uil kwam in mijn tijdelijke woning aanvliegen en ontpopte zich als een man, zo lang, dat het was alsof hij stelten in zijn broek had, en zo mager, dat de angst zich meteen in mijn verre van sentimentele ziel nestelde: dat hij zou worden meegevoerd door de vochtige wind die over het vlakke Nederlandse land waait, zodat mij het verlangen bekroop hem te verdedigen, af te schermen, te behoeden in een wereld, even gevaarlijk als het gebied in de voorste linie van de strijd. Mijn gevoel van Bobs onzekerheid werd versterkt door een snelle, ietwat onbeheerste glimlach, een grimas van weekheid en goedheid eerder, die in weerwil van een zorgvuldig aangenomen air van fierheid, dapperheid en onafhankelijkheid uit zijn diepste wezen opkwam. Hij is natuurlijk een erg aardige en naïeve man, wat het verstand, de scherpzinnigheid, de vastberadenheid van het doelgerichte talent niet in de weg staat.’
Joeri Nagibin schrijft nog veel meer over Bob den Ojl (Nagibin ontmoette Den Uyl daadwerkelijk toen hij vanwege het filmfestival in Rotterdam Nederland bezocht). En wel zo dat ik even de illusie kan koesteren dat ik eindelijk toegekomen ben aan het lezen van ‘de Russen’ (want dat schiet er door al die nieuwe romans van modeschrijvers en de verhalen van geheimzinnige onbekenden steeds weer bij in. Misschien moet ik die zo langzamerhand ter zijde schuiven…)
Even, want Het Nederland van Bob den Ojl is vooral vermakelijk. Het knipoogt naar (de) boeken die vanwege hun verborgen diepten het lezen van veel triviaals overbodig maken, maar haalt het natuurlijk niet bij Poesjkin of Tsjechov, om er maar twee te noemen.
Waar Het Nederland van Bob den Ojl volledig aan voorbij gaat – misschien omdat het onderdeel is van een groter geheel: Italjjanskaja tetradj (en daar dan de bladzijden 358 t/m 386 van) – is het reizen dat Bob den Uyl deed. En juist vanwege dat reizen is die prijs naar hem vernoemd.
Nog even speculeren en dan weten we wie de winnaar van de Bob den Uyl Prijs 2015 is. Wie dus het beste literaire reisboek of, zoals er ook wel gezegd wordt, het beste journalistieke buitenlandboek heeft geschreven.
En de winnaar is… Michel Krielaars: Het brilletje van Tsjechov: reizen door Rusland.
Het Nederland van Bob den Ojl: een literair portret
Joeri Nagibin (vert. Arie van der Ent)
Rotterdam : Douane, 2000
ISBN 90-808804-5-0
Leave a Reply