Herinneren en herkennen op hoog niveau
En weer las ik gulzig de nieuwe bundel columns van Remco Campert in één ruk uit. Terwijl dat vanwege het genre helemaal niet hoeft. Het is heel goed mogelijk om columns gedoseerd te lezen. Maar schijnbaar niet als het om Remco Campert gaat. Dan lukt dat mij in elk geval niet.
In Vandaag ben ik een lege kartonnen doos zijn de columns gebundeld die Campert tussen januari 2014 en half mei 2015 voor de Volkskrant schreef. Columns waarin het meer dan in Te vroeg in het seizoen, de vorige bundel, gaat over de oorlog (vaker dan voorheen popt de oorlog op als Campert iets ziet, hoort of leest) en het naderende einde (al is Remco Campert daar nog tamelijk laconiek over). De poëzie, het lezen en het schrijven zijn gebleven (maar de columnist beklaagd zich nauwelijks nog over het zijn van zzp’er).
Eigenlijk zeg ik dat niet goed. De poëzie, het lezen en het schrijven zijn niet gebleven, ze nemen een nog prominentere plek in dan in het jaar dat aan Vandaag ben ik een lege kartonnen doos vooraf ging. Duidelijk is dat schrijven voor Remco Campert een heilig moeten is, dat lezen zijn geheugen goede diensten bewijst en poëzie voor hem het ultieme is.
Eigenlijk is – en dat wordt helemaal duidelijk als je Vandaag ben ik een lege kartonnen doos in één ruk uitleest – Remco Campert net als ik een kettinglezer en een rijgschrijver.
Hangt hij een column niet op aan een boek dat hij gelezen heeft, dan smokkelt hij wel een titel een anekdote binnen (Joseph Brodsky wordt in deze bundel vaak aangehaald). Waar één column vaak al voor zich spreekt, winnen zij door hun onderlinge samenhang aan kracht.
Soms brengt Remco Campert die samenhang zelf heel nadrukkelijk aan – zoals in de nostalgische serie De huizen in mijn leven – soms hoeft hij daar geen moeite voor te doen, omdat er al lijn zit in de zaken die hem bezighouden.
Misschien is het omdat ik Vandaag ben ik een lege kartonnen doos vlak na Poetry las – waar ik onder andere de masterclass Poezië lezen bijwoonde die Anne Vegter gaf – dat het mij opviel hoeveel lees- en schrijfwenken Remco Campert in de loop van de ruim zestig columns geeft.
Niet alleen krijg je door de gedichten (eigen en andermans) die hij citeert – niet allemaal helemaal, maar toch – zin om te lezen; door het te hebben over de totstandkoming van zijn eigen poëzie wordt duidelijk waar hij een doorbraak heeft moeten forceren. Bovendien blijkt Campert ook een verdienstelijk closereader van zijn eigen werk.
De column Kleurwoorden is daar – van het naar de letter lezen van een gedicht – een voorbeeld van. Het probleem dat Campert in die column aan de orde stelt is de onmogelijkheid om een gedicht echt van de lezer te laten worden:
‘Poëzie blijft altijd bij de maker, hoe graag de dichter ook wil dat de lezer er deel- en bezitgenoot van wordt (…)’.
‘Hoe zou de lezer dit gedicht ooit tot zijn bezit kunnen maken?’,
vraagt hij zich af nadat hij een gedicht heeft geciteerd dat bedoeld is voor een nieuwe bundel die Levenswandel moet gaan heten:
Al behoudende vervliegt het leven
toch zo makkelijk zo spoorloos
gestorven vrienden
nu skeletten geelbleekjesbruin in hun kist
as tot as, stof tot stof
alleen wederopstaand in mijn dromen:
op bekende grond van een journalistencafé
ontmoet ik jaren na zijn dood
op vreemde bodem van een Duits kamp
in zo’n droom mijn vader
ik omhels hem snikkend
eindelijk thuis
Het antwoord dat hij zelf geeft, begint als volgt:
‘Hij kan natuurlijk aan zijn eigen dode vrienden denken, maar dat zijn niet de mijne. Op zijn hoogst kan hij de emotie navoelen. De rest is puur aan de persoon van de dichter verbonden. Zelfs de kleur geelbleekjesbruin is mijn geelbleekjesbruin. En zo komt het gedicht nooit van de maker af en andersom.’
Campert heeft natuurlijk gelijk. Zelfs al weet de lezer wie hij met ‘gestorven vrienden’ bedoelt – Remco Campert wijdt regelmatig, ook in Vandaag ben ik een lege kartonnen doos, weemoedige woorden aan hen – en ook als hij/zij door de tweede strofe moet denken aan wat Jan Campert in de oorlog overkomen is, en is hij/zij ervan overtuigd dat ‘een journalistencafé’ alleen maar Café Scheltema kan zijn, dan nog blijft dit gedicht de allerindividueelste weergave van wat in essentie puur particulier is.
Maar… geldt dat niet voor alles wat geschreven staat?
De lezer kan inderdaad hoogstens aan eigen overledenen denken die zijn/haar besef van de eindigheid van het leven in het algemeen en de daaruit voortvloeiende consequentie van het onomkeerbare afscheid in het bijzonder aanwakkeren. Maar als Remco Campert het voor elkaar krijgt dat wie dit (nog) naamloze gedicht leest verder kijkt dan de woorden die geschreven staan, kun je dan niet zeggen dat die lezer zich dat gedicht een beetje toegeëigend heeft?
En… is dat niet wat literatuur beoogt? Is dat niet wat verstaan kan worden onder het tot zijn bezit maken van een gedicht door een lezer? Maar misschien heb ik Remco Campert niet goed begrepen.
Kleurwoorden is maar een voorbeeld van de columns in Vandaag ben ik een lege kartonnen doos die het wezen van de literatuur tot onderwerp hebben.
De titel van de bundel die ik in één ruk uitlas – waardoor ik de verbanden tussen de afzonderlijke columns des te beter zag, is ontleend aan de column Kalender. De context waarin die zin daar staat, weerspiegelt het bij tijd en wijle verbond dat Campert met verleden, heden én toekomst heeft gesloten:
‘De natuur is de eeuwigheid. Ik ben er maar even. En de eeuwigheid is ook maar een woord, net als dinsdag, eens bedacht als hoopvol woord om mee voort te leven, een plechtanker, waarvan ik me vandaag losgeslagen voel, drenkeling in de zee van de tijd.
De tuin is vruchtbaar, vandaag ben ik een lege kartonnen doos. De voorwerpen om me heen staren me wezenloos aan. Alles is tot stilstand gekomen. Herinneringen die zich gisteren nog aan mij opdrongen, laten het vandaag afweten. Hun bron is uitgedroogd. Het is alsof er nooit herinneringen waren en mijn bestaan onbewezen is. Herinneringen zijn een teken van leven, mij bereikt geen teken, geen blik van herkenning uit de verte, geen hand die mij toezwaait’
Dat Vandaag ben ik een lege kartonnen doos zich zo snel uit liet lezen, wil niet zeggen dat wat Campert schrijft stukjes voor tussendoor zijn. Hij geeft wel degelijk te denken. Ik vermoed dan ook dat er de komende tijd sprake zal zijn van een na-ijleffect.
Bovendien is het kettinglezen en rijgschrijven mij niet vreemd, dus hier liggen inmiddels boeken en bundels op een stapeltje die dankzij deze gebundelde columns weer eens uit de kast komen.
Vandaag ben ik een lege kartonnen doos
Remco Campert
Amsterdam : De Bezige Bij, 2015
ISBN 978-90-234-9009-8
Leave a Reply