Toen ik las dat Parijs voor het eerst in veertig jaar weer een wolkenkrabber krijgt, moest ik aan de eerste alinea’s van De flaneur: een wandeling door de paradoxen van Parijs van Edmund White denken. Die alinea’s had ik net gelezen:
‘Parijs is een grote stad, zoals Londen en New York grote steden zijn en Rome een dorp, Los Angeles een verzameling dorpen en Zürich een gat is.
Een roekeloze vriend van me definieert een grote stad als een plaats met zwarten en hoge gebouwen waar je de hele nacht kunt opblijven. Volgens die definitie heeft Parijs een tekort aan hoge gebouwen; alhoewel president Pompidou eind jaren zestig, begin jaren zeventig een snood plan had om Parijs met wolkenkrabbers vol te bouwen, slaagde hij er slechts in de historische skyline te ontsieren met de faulty towers van een dependence van de universiteit, Paris VII in Jussieu (die onlangs werd gesloten omdat men overvloedig van asbest gebruik had gemaakt als isolatiemateriaal), de foeilelijke Tour Montparnasse – en de deprimerende woestenij van de kantoortorenwijk La Défence’,
(vertaling: Susan Janssen)
toen ik kennis nam van het voornemen tot hoogbouw, maar daarna legde ik De flaneur toch terzijde om voorrang te verlenen aan Los Angeles: People, Places, and the Castle on the Hill van A.M. Homes. Het is weer Thuisblijfreizen-tijd.
Ruim veertig jaar nadat hoogbouw werd verboden – als het bericht dat ik las klopt heeft dat verbod alles met ‘de foeilelijke Tour Montparnasse’ te maken – komt er een 180 meter hoge piramide van glas bij: de Tour Triangle, waar Parijs vooralsnog niet heel blij mee is.
Maar in de ogen van de roekeloze vriend van Edmund White is Parijs straks weer een beetje meer een grote stad.
Leave a Reply