Nooit zal hij zijn afkomst verloochenen: Ahmed Aboutaleb komt uit Marokko en is belijdend moslim. Maar hij zal ook nooit onduidelijkheid laten bestaan over zijn loyaliteit aan het land waar hij woont, werkt en thuis is. Hij zal de mensen die hem tot hier hebben gebracht nooit vergeten. Zijn geloof in de kracht van het woord steekt hij niet onder stoelen of banken. Hij is uitgesproken over waar het volgens hem naar toe moet.
Zo ken ik Ahmed Aboutaleb. Voor zover ik hem ken. En dat beeld werd bevestigd door wat hij tijdens Zomergasten liet zien.
Hij beloofde ‘de mens Aboutaleb’ te laten zien, en legde meteen aan het begin uit hoe dat opgevat moet worden. ‘De mens Aboutaleb’ komt vooral in beeld waar de wet hiaten heeft. ‘Ik heb niet alleen de wet en de Grondwet als referentiekader, ik heb ook nog een geweten. Ik ben niet alleen hoeder van de wet, maar ook vader van de stad.’
In geval van (gewetens)nood valt Ahmed Aboutaleb terug op eigen overtuigingen. Overtuigingen die dankzij bijzondere inspiratiebronnen tot stand kwamen.
Marokko
In het kleine dorpje in het Rifgebergte waar Ahmed Aboutaleb woonde voordat hij naar Nederland kwam, was geen elektriciteit. Er was maar een televisie, aangedreven door een dieselgenerator. Die televisie was van de oom van Ahmed Aboutaleb en op die televisie zag hij de bokswedstrijd tussen Mohammed Ali en Joe Frazier.
De kleine Ahmed zat erbij en keek ernaar, maar verstond het commentaar niet. ‘Wat mijn oom vertelde was de waarheid.’
Zelf was hij geen vechtersbaas, maar hij weet wel wat het is om klappen te incasseren. Die kreeg hij van dorpsgenoten die het verwerpelijk vonden dat hij niet wilde spijbelen.
‘Een terechtwijzing door mijn opa, tegen wie ik open en eerlijk was, was uiteindelijk voldoende om het slaan te stoppen.’
Op een ander niveau dan Ahmed Aboutaleb streed Mohammed Abdelkrim El Khattabi in de Rif voor rechtvaardigheid. Hij wilde de Spanjaarden buiten de deur houden. ‘Hij was een bijzondere verzetsheld aan wie in de geschiedenis geen recht is gedaan’, constateert Aboutaleb naar aanleiding van een fragment uit de film Légende du Rif, al verwacht hij wel dat onder de huidige koning eerherstel tot de mogelijkheden behoort.
De oversteek
Voordat de vader van Ahmed Aboutaleb zich in Nederland vestigde, had hij al op diverse plaatsen gewerkt om in het levensonderhoud van zijn gezin te voorzien. Hoewel zijn pad niet over rozen ging, bleef hem bespaard wat de Marokkaanse gastarbeiders die in Oudja gekeurd werden door Simon Evert Jongejan, ‘de man van de scherpe selectie’.
Aboutaleb windt zich zichtbaar op over diens werkwijze. ‘Ik ben boos dat de Marokkaanse regering toegestaan heeft dat er zo met hun mensen is omgegaan. Maar vanuit het standpunt van wie werk zocht snap ik dat zij het hebben laten gebeuren. Als je geen andere optie hebt…’
Ahmed Aboutaleb hecht eraan om te benadrukken dat de komst van de gastarbeiders geen kwestie van linkse of rechtse politiek was. ‘Het was de wens van werkgevers. Migratie is begonnen met de vraag naar goedkope arbeidskrachten, toen in Nederland de lonen stegen.’
Volgens Aboutaleb, die zijn carrière als journalist begon, stelt Jaap van Meekeren in Televizier precies de goede vragen. Hij noemt het gewaagd dat Van Meekeren van ‘een slavenmarkt’ durft te spreken.
Nederland
Zoals gezegd: Ahmed Aboutaleb zal zijn afkomst niet verloochenen. Maar hij heeft voor Nederland gekozen. Van dat Nederland vindt hij wel wat. Aan de hand van ‘t Kleine café aan de haven van Vader Abraham laat hij zijn licht over de mentaliteit in het land schijnen.
Het lied roept tegenstijdige gevoelens op. ‘Wij pretenderen dat we in Nederland allemaal gelijk zijn. (In het café, want de werkelijkheid is dat er rangen en standen zijn). Dat kleine, knusse is typisch Hollands. Tegelijk refereert ‘t Kleine café aan de haven aan het gevoel niet te willen exceleren.’
Overigens is Ahmed Aboutaleb – voor wie Op volle toeren een van de eerste uitingen van Nederlandse cultuur was waar hij mee te maken kreeg – vol lof over Vader Abraham, ‘die dit soort literatuur zingt.’ Wilfried de Jong, enigszins verbaasd: ‘Wat is hier literatuur aan?’ Aboutaleb: ‘Het vertolken van de Nederlandse identiteit en de Nederlandse verhoudingen. Soms zit het grote in het kleine. Kijk naar Carmiggelt in zijn Kronkels: een grote man die uitblinkt in het kleine.’
De confrontatie tussen Karremans en Mladic gebruikt hij om verder in te zoomen. ‘Srebrenica was een pijnlijke periode in onze geschiedenis. Het heeft lang geduurd voordat we onze fouten hebben ingezien en toegegeven. We hebben dat gewoon niet goed gedaan. De moeders en de dochters hebben te lang moeten wachten op erkenning.
Wij propageren dat we een land zijn dat transparant en eerlijk is. Dan moet je toegeven als iets niet goed gaat. Ongeacht of het volkenrechtelijke consequenties heeft als excuses worden aangeboden.’
Wegbereiders
Dat Ahmed Aboutaleb het in Nederland goed doet, is duidelijk. Daar werkt hij hard voor. Maar hij kwam op het goede moment de juiste mensen tegen. In levenden lijve, maar ook voorbeelden op afstand deden hun werk.
Meneer Kaptein wees Aboutaleb – die tot dan toe vooral de literatuur was toegedaan – op zijn bètakant. Van een andere orde was wat Ahmed Mokhtari voor Aboutaleb betekende: ‘Aan hem heb ik te danken dat ik in Den Haag in allerlei sociale bewegingen actief werd.’ Bij wijze van eerbetoon aan de nog niet zo lang geleden overleden Mokhtari koos Aboutaleb voor een aflevering van het Polygoon Hollands Nieuws, waarin Mokhtari figureert als een van de ‘gastarbeiders’ die Nederlands leren.
Gandhi – ‘een topper in de wereldgeschiedenis. Een man van eenvoudige komaf, die met minimale middelen de strijd tegen grootmacht Groot-Brittannië aanging’ – is een van Ahmed Aboutalebs helden (hij laat een scène uit de film Gandhi zien, van Richard Attenborough, met Ben Kingsley in de titelrol).
‘Hij toont natuurlijk leiderschap. Hij dankte zijn positie niet aan een stembusuitslag. Hij stond op en werd herkend als leider.’ Wat hij van Gandhi leerde: ‘Het belang van neutraliteit. Zonder die neutraliteit zou het hem niet gelukt zijn om de hindoes en de moslims bij elkaar te houden.’
Van eenzelfde orde als Mahatma Gandhi is volgens Aboutaleb Nelson Mandela, die in 1991 tijdens de Codesa Conferentie hard uithaalt naar F.W. de Klerk, maar tegenlijk verzoenende woorden sprak. ‘Prachtig toch. Hij komt uit de gevangenis en er loopt een leider. Als mens heeft hij alle recht te vergelden na alle vernederingen die hij heeft ondergaan, maar hij gaat voor vergeving. Het is voor hem niet: oog om oog, tand om tand.’
Als Abbas en Netanjahu tot hetzelfde in staat zouden zijn, zou Aboutaleb op eigen kosten naar Israël reizen om daar getuige van te zijn.
Met het overlijden van Mandela is volgens Ahmed Aboutaleb de laatse natuurlijke leider heengegaan. Dat hij zelf zo’n natuurlijke leider zou zijn, zoals Wilfried de Jong suggeerde, bestrijdt hij. Hij is dan weliswaar niet gekozen, maar ‘mijn leiderschap is gekoppeld aan mijn functie.’
Woorden
Ahmed Aboutaleb weet het allemaal heel goed te verwoorden. Meneer Kaptein mag dan zijn bèta-ader aangeboord hebben, het is duidelijk dat Aboutaleb het woord trouw gebleven is. Dat het Aboutaleb niet alleen om de schoonheid van de woorden gaat als hij poëzie leest, is duidelijk. Wat hij over Adonis, de Prince of Poets, Fairouz en Oum Kalsoum zegt bevestigt dat alleen maar.
Adonis – die een vergelijkbare voorgeschiedenis heeft als Aboutaleb: arm geboren, pas laat naar school gegaan, Aboutaleb koos uit de documentaire Het afwezige land het fragment waarin Adonis vertelt dat hij drie keer geboren is, en vertelt nadat hij naar de beelden gekeken heeft: ‘dat jongetje dat water uit de put haalt… dat was vroeger mijn dagelijkse werkje’ – is in de ogen van Aboutaleb: ‘een fascinerende man, waarvoor geen plek is in de Arabische wereld.’ Zoals er voor veel dichters geen plek is, omdat ‘ze zich verzetten tegen de macht. Dichters zijn bedreigend voor machthebbers. Daarom willen die de dichter het liefst het zwijgen opleggen of deporteren.’
‘De Koran zegt heel lelijke dingen over dichters. Dichters brengen mensen in verleiding. Tenzij ze gelovig zijn. In de Arabische wereld en in islamitische landen hebben dichters het heel zwaar.’ Aboutaleb sympathiseert met dichters, vanwege ‘hun drang om te zeggen wat je wilt zeggen.’ Een eigenschap die dichters gemeen hebben met iedereen die schept.
Wilfried de Jong: ‘Adonis zegt dat de wereld er niet is om begrepen te worden, maar om vragen te stellen.’ Aboutaleb: ‘Dat is juist.’ Als De Jong hem vervolgens wijst op het feit dat dichten vragen stellen is, terwijl een burgemeester duidelijk moet zijn, antwoordt Aboutaleb: ‘Als ik het niet weet, durf ik dat tegen mijn gemeenteraad te zeggen. Als ik ergens na verloop van tijd anders over ben gaan denken, durf ik dat toe te geven en als ik fout zat geef ik dat toe. Dingen evolueren, en als dingen veranderen, veranderen opvattingen ook.’
Aboutaleb noemt Adonis bijna altijd in een adem met Fairouz en Oum Kalsoum. Die drie hebben hem de poëzie gebracht.
Islam
Hoe is het mogelijk dat de paden die de profeten bewandeld hebben helemaal besmeurd zijn met bloed, vraagt Fairouz zich in een van haar liederen af (Aboutaleb koos een fragment uit de film die Féderic Mitterand over haar maakte).
Die vraag blijft actueel. IS trekt in naam van de profeet ten strijde, en moordt onder het mom van de Koran. Aboutaleb kan er niet bij dat mensen die zich moslim noemen zo met mensen omgaan. ‘Dat maakt me als mens diep verdrietig. Een diepgelovig mens moordt niet. IS gebruikt religie als machtsmiddel.
Hoe anders het toen de islam ontstond ging, toont een scène uit de speelfilm The Message van Moustapha Akkad. ‘De eerste zestien volgelingen van de profeet worden nadat ze hun eigen land ontvlucht zijn beschermd en gevoed door een christelijke koning.’
‘Hoe bang ben je voor IS?’, wil Wilfried de Jong weten.
Aboutaleb: ‘Niet bang. Ze zullen in de loop van de tijd wel uitgeschakeld worden. Maar al die slachtoffers die ondertussen vallen.’
Aboutaleb is niet bang voor IS, zijn vader is wel bang – die altijd terug gewild heeft naar Marokko: ‘hij leidt een redelijk geïsoleerd leven in de buurt van Den Haag. Daar heeft hij een sociaal leven’, bang dat Wilders hem komt halen. De belofte aan zijn achterban ‘minder Marokkanen’ te regelen, heeft zijn vader bang gemaakt.
De zoon – die lang gezwegen heeft over deze kwestie omdat hij dat niet kies vond vanuit partijpolitieke overwegingen en de verkiezingsstrijd) – neemt het voor hem op. ‘Ik zou de heer Wilders willen uitnodigen’, begint hij. Daarna spreekt hij zijn verontwaardiging uit over het feit dat ‘mensen die tot ver na hun pensionering hard gewerkt hebben van Wilders moeten horen dat zij tot de categorie behoren waarvan er wel minder mogen zijn’.
‘Wanneer komt u langs bij mijn ouders?’ Als je zegt “dat gaan we regelen”, dan heeft de samenleving recht het achterliggende plan te kennen. Ik nodig hem uit daar en public expliciet over te zijn, en ik ben benieuwd of de Nederlandse samenleving wat Wilders wil acceptabel vindt.
De suggestie van Wilfried de Jong dat er enige gelijkenis is tussen de Marokkanen die Wilders het land uit wil hebben en degenen tot wie Aboutaleb zich met zijn ‘rot op’ richtte – mensen die zich niet verbonden voelen met de wij-samenleving – schiet in het verkeerde keelgat. Hij vindt het geen vergelijking. Waarna hij zoals hij dat al zo vaak heeft moeten doen nog maar eens geduldig uitlegt hoe hij het precies bedoelde.
Daden
De schijnbaar voor de hand liggende vraag ‘hoe bereidt de burgemeester van Rotterdam zijn stad voor op de toekomst? levert wat mij betreft de meeste nieuwe inzichten van de avond op. Hier laat Aboutaleb zich kennen (misschien nog wel meer dan toen het over zijn ouders ging). Aanleiding is de documentaire Urbanized van Gary Hustwit.
Door de ontwikkeling en groei die steden blijven doormaken worden zij straks een factor van nog groter belang dan nu. Dat gaat zich volgens Aboutaleb ook vertalen in een veranderende verhouding tussen stad en staat.
‘Waar gaat de staat nog over als steden groeien en verantwoordelijk zijn voor een groot deel van het bruto nationaal product? Er wordt nu nog teveel gedacht vanuit klassieke machtsverhoudingen, maar de stad is geen uitvoeringsorgaan van de staat. Het zijn de steden waar veranderingen plaatsvinden en waar ingespeeld wordt op die veranderingen. De staat moet volgen en faciliteren.’
Veranderingen die Aboutaleb ziet, zijn een veranderende verhouding tussen consumeren en produceren en de overgang een global naar een glocal economy. Steden zullen efficiënter moeten produceren en organiseren om bewoners kunnen blijven voorzien van dagelijkse behoeften.
De burgemeester van Rotterdam betreurt het dat Nederland al een tijd geen minister heeft die zich richt op het grotestedenbeleid. ‘De “agenda-stad” moet gaan over het nieuwe denken over de stad. De macht van de stad moet groter, maar wel in samenspel met de nationale overheid.’
Wilfried de Jong: ‘Is het dan nog wel interessant om conform de polls premier van Nederland te worden?’
Ahmed Aboutaleb: ‘Goede vraag. Wie hem stelt, beantwoordt hem ook.’
Wilfried de Jong: ‘Als ik hoor wat je de laatste tien minuten zegt, zou je wel gek zijn.’
Ze hakketakken nog even door, waarna Ahmed Aboutaleb zegt: ‘Ik plan mijn leven nooit.’ Hetgeen volgens mij enige nuancering behoeft. Misschien heeft de man die nu burgemeester van Rotterdam is geen stappenplan, maar dat hij ambitieus als hij is niet nadenkt over wat er na Rotterdam komt, kan ik mij niet voorstellen.
Mens, bestuurder én politicus
Zat daar nou een mens, een bestuurder of een politicus Aboutaleb aan tafel? Misschien moet de conclusie na de eerste aflevering van Zomergasten van dit seizoen zijn dat de mens Aboutaleb voor een belangrijk deel samenvalt met de publieke figuur die hij is en dat de wet en zijn geweten elkaar aardig aanvullen.
Neemt niet weg dat ik de burgemeester graag nog wat beter had leren kennen. Wilfried de Jong had wel wat meer mogen vragen. Zelfs naar de bekende weg. Waarom wilde Aboutaleb bijvoorbeeld van Wilders weten wat Wilders al in een eerder stadium publiek heeft gemaakt?
Michiel van Diggelen says
Dit is het stuk, dat ik bedoel. Met plezier, veel vaart, goed van taal en dezelfde aarzeling die ik ook heb (‘Wilfried de Jong had wel wat meer mogen vragen’) Je laatste opmerking vind ik typisch een achterafopmerking. Wist jij dat Wilders al eens uiteen had gezet wat hij met minder, minder bedoelde? Het was mij meteen duidelijk dat het een theaterstukje van Aboutaleb was, ongeacht of Wilders er al op gereageerd heeft. Het is een uitdaging, een poging hem uit de tent te lokken. Hij weet donders goed dat Wilders het niet zo bedoelde als Aboutalebs vader vreesde. Hij valt over het gebrek aan nuance en is zelf ook ongenuanceerd. Hard tegen hard.