Zou Peter Buwalda wel eens iets kijken, luisteren of lezen om het daarna naast zich neer te leggen. Zonder er een grondige studie van te maken. Zonder er diepere gedachten aan te wijden. De ‘indoormens’ – zijn woord, niet het mijne – die gisteren te gast was bij Zomergasten – ‘ik zit veel binnen, en zodra ik buiten ben, vraag ik me af waar het plafond zit’ – wekte de indruk alles te gebruiken om een visie op de wereld te construeren.
Dat hij een ‘indoormens’ is heeft alles met zijn opvatting over schrijven te maken. ‘Om iets moois te maken, moet je offers brengen. Binnen zitten is een offer: er zit niet veel anders op. Mensen die buiten schrijven met hun laptop zijn geen echte schrijvers.’
Het ging tijdens Zomergasten vooral over drie dingen: (gedisciplineerd) werken/ schrijven, ouders en kinderen en fictie niet van echt te onderscheiden. Zelfs als het over klassieke muziek ging…
De jaknikker
Toen hij over zijn nieuwe roman kwam te spreken – Peter Buwalda liet zich zelfs verleiden de titel te noemen die het boek nu heeft (De jaknikker, deze titel werkt op zeventien niveau’s’), omdat het boek toch nog anders gaat heten (Buwalda’s nieuwe roman gaat onder andere over de ontmoeting van een olieman met zijn zoon: ‘een uur nadat ik Bonita Avenue af had, had ik een idee voor een nieuw boek’) – bleek hoe het werken aan een nieuw boek en het ontwikkelen van een visie eigenlijk niet zo heel veel verschillen.
Het gesprek kwam op De jaknikker na een fragment uit Big men van Rachel Boynton. Daarin is een man te zien die gebroken heeft met de familietraditie en in de olie is gegaan en in Ghana naar olie boort. ‘Dat type man interesseert me. En aan olie zitten twee kanten. Olie is belangrijk, maar er gaat veel geld in om. Er staat veel op het spel. Dat kan leiden tot hebzucht.’
Wat Peter Buwalda ook interesseert is het feit dat die man een kind heeft, en dat kind moet nog maar bewijzen dat het net zo succesvol zal worden als de vader.
Ouders en kinderen
Peter Buwalda begon zijn avond met het televisiedebuut van Elvis Presley, in 1956 in The Dorsey Brothers Stage Show. ‘Het begin van de populaire cultuur. Voor het eerst is de kloof zichtbaar tussen ouders en kinderen. De ouders verafschuwden Elvis, de kinderen zagen wat ze wilden zien.’
‘Als Elvis opkomt, zie ik lef. Dat loopje verraadt animaliteit. Een gekooid “iets”.’
Volgens Buwalda vond Frank Sinatra ‘het dom en vulgair’ en opende Elvis de ogen van mensen als Paul McCartney, Bob Dylan en Bruce Springsteen.
Wilfried de Jong: ‘Is het subversief?’ Peter Buwalda: ‘Ja. Maar ik word er naartoe getrokken. Het is uitdagend, spottend.’
Peter Buwalda is fan – hij zag als negenjarige het jasje dat Presley tijdens zijn debuut droeg in een vitrine in Graceland, de personages in Bonita Avenue zijn vernoemd naar de rollen die Elvis in films speelde – en weet het nadeel (dat Elvis Presley geen eigen nummer zong) om te buigen in een voordeel (‘iemand die zelf nummers schrijft, is beperkt. Presleys oeuvre is diverser, juist omdat hij nummers aangedragen krijgt.’)
Na Elvis – ‘ik kan nu naar huis, dit was mijn favoriete fragment’ – kan Peter Buwalda alle kanten uit. Het schrijven kreeg aanvankelijk de voorkeur, maar dat er Elvis Presley ook een lijntje loopt naar dat uit elkaar spelen van ouders en kinderen bleek toen het over Last train home ging. In die documentaire van Lixin Fan cijferen ouders zich weg om hun kinderen van een goede toekomst te verzekeren. ‘Ze geven de opvoeding van hun kinderen in handen van de grootouders en gaan zelf elders werken.’
‘De tragiek is dat de inspanningen va de ouders niet beloond worden. Ik ben gefascineerd door de discrepantie tussen de droom van ouders om kinderen te krijgen en de realiteit van het kinderen hebben. Je zult maar een wezensvreemd wezen in de wereld zetten.’
Peter Buwalda groeide op in een gelukkig, samengesteld gezin. ‘Dat mijn ouders gescheiden zijn toen ik vijf was, zal vast wel langs een omweg in mijn werk terugkomen’, antwoordt Buwalda op een vraag van Wilfried de Jong.
Sterker nog. Dat is al het geval, blijkt uit zijn volgende zin: ‘In al mijn verhalen zit een jonge man die zich verhoudt tot een vader die is komen aanwaaien.’
Problematisch is dat komen aanwaaien van een vader volgens Peter Buwalda nooit geweest: ‘Genetische verwantschap is niet denderend belangrijk voor hoe je iemand ervaart.’
(Gedreven) werken en schrijven
Peter Buwalda is geen man die over een nacht ijs gaat. Liever leest hij teveel dan te weinig voordat hij iets beweert. Voordat hij iets schrijft. Want schrijven begint met lezen. Jezelf opleiden tot lezer is volgens hem zelfs de beste manier om eigen werk kritisch te beoordelen en niet te snel tevreden te zijn.
Toen hij op het punt stond om af te studeren op het werk van Gerard Reve ontdekte hij dat diens broer Karel minstens even getalenteerd en goed was, maar wel een compleet andere schrijver. Hij besteedde een zomer aan het lezen van het werk van beide broers om vervolgens een scriptie te schrijven over overeenkomsten maar vooral over de verschillen (Roken de Reve’s pijp). ‘Het lezen van Karel van het Reve was heel heilzaam. Hij is grappig en schrijft altijd klip en klaar.’
‘Toen wilde ik nog geen schrijver worden, maar ik heb aan dat lezen veel gehad. Aan het vergelijken van die twee totaal verschillende stijlen’, vertelt hij naar aanleiding van een fragment uit Van Dis in De IJsbreker waarin Karel van het Reve te gast was en het onder andere had over het verband tussen Parkinson hebben en God afzweren.
Overigens rekenden de Reve’s volgens Buwalda allebei op een verschillende manier af met het communistische nest waaruit ze kwamen. ‘Gerard door zijn vader uit zijn biografie te schrappen en de mythe over zijn moeder en een Noorse zeeman in de wereld te helpen. Karel liet zijn vader de drukproef van Het geloof der kameraden lezen. Daarna was zijn vader genezen van het marxisme.’
Dat niemand die analyse uit zijn scriptie in de vorm van een essay heeft opgepikt, spijt Buwalda zo zeer dat hij het nadrukkelijk benoemt.
—
Schrijft Karel van het Reve zo helder als maar mogelijk, Robert Caro – biograaf van Lyndon B. Johnson, Buwalda laat hem zien in gesprek met Brian Lamb – schrijft vooral heel langzaam. ‘Inmiddels werkt Caro al bijna net zo lang aan die biografie als Johnson geleefd heeft.’
‘Caro heeft zichzelf ondergeschikt gemaakt aan zijn onderwerp en gaat daarbij zo gedegen te werk dat je de achterkant van het tapijtje te zien krijgt. Hij legt uit hoe het kan dat de dingen die in de Verenigde Staten gaan zoals ze gaan. Hoe iedereen eerst langs Johnson moest om bij de ‘congressmen’ te komen, omdat hij zijn bureau heel strategisch in de loop had laten zetten.
Ik houd helemaal niet van politiek, maar als je Caro leest besef je dat het een keer opgeschreven moest worden.’
Peter Buwalda kan zich heel goed voorstellen dat Robert Caro pas iets opschrijft als hij zeker weet dat het klopt. ‘Succes is niet afhankelijk van hoe lang je aan een boek werkt, maar al te snel iets afronden is niet bevorderlijk voor de kwaliteit.’
Zijn maatstaf tijdens het schrijven van Bonita Avenue: ‘Zou ik blij zijn als ik die berg papier cadeau zou krijgen?’ Nu het boek er is, vindt hij het belangrijk dat mensen het een goed boek vinden, maar hij realiseert zich dat niet iedereen die het boek gekocht heeft tevreden zal zijn.
Of Bonita Avenue zich kan meten met de drie debuten waarvan Peter Buwalda wel de schrijver had willen zijn – De avonden van Gerard Reve, De Welwillenden van Jonathan Littell en Under the Skin van Michel Faber – vergeet Wilfried de Jong te vragen.
—
Op Under the Skin – over ‘een droeve, sombere vrouw/alien in de Schotse hooglanden’, ‘een verhaal waarin mensen vetgemest worden ten gerieve van iemand anders’ – kwam Peter Buwalda via een recensie van Max Pam. ‘Toen ik hoorde dat dit boek verfilmd zou worden dacht ik: dat kan niet. Maar het is goed geworden, doordat het meest uitleggerige uit het boek is vervangen door beelden.’
Van de verfilming van Bonita Avenue heeft hij zijn handen afgetrokken. En nieuwsgierig is hij ook niet. Een boek verfilmen is als ‘karbonade nuttigen door een rietje’, een onmogelijke opgave dus. ‘Ik hoop dat ze er iets moois van maken.’ Beducht dat de verfilming schade toebrengt aan het boek is hij niet. ‘Als het een slechte film is, is het boek beter. Is de film goed, dan willen mensen het boek lezen. Eigenlijk is alleen een middelmatige film een risico.’
Wilfried de Jong vindt dat Peter Buwalda het te lichtvaardig opneemt. Buwalda is het niet met hem eens: ‘Het boek wordt toch niet anders door een slechte film.’
Naar het hoorspel dat van Bonita Avenue gemaakt is, heeft hij nietgeluisterd – ‘degene die het boek tot hoorspel bewerkt heeft, snapte dat wel. ”Dat is alsof je een nat badpak aantrekt’ – en hij staat niet te popelen om naar de film te gaan: ‘Die film is niet voor mij bedoeld’.
—
Goed voorbereid is ook Janine Jansen als zij het vioolconcert van Beethoven moet opnemen (een fragment uit de documentaire Janine). ‘Als ik naar haar kijk, zie ik dat het stuk tot in haar ruggemerg in haar systeem zit. Ze wat precies wat er gaat komen. En als ze die solopartij voor de plaat speelt, moet ze boven al die kennis uitstijgen.’
Beethoven hoort tot de klassieke favorieten van Peter Buwalda, die pas laat in zijn leven kennis maakte met klassieke muziek. Hij kocht ooit – nadat hij met zijn demente opa naar de paar cd’s luisterde die zijn opa had, en terwijl zijn opa huilde van esthetisch genoegen hoorde hoe mooi het was – de inboedel van een cd-zaak – ‘drieduizend cd’s voor drieduizend euro’ – en begon systematisch te luisteren nadat hij de Penguin Guide to Classical Music had gekocht, om vervolgens tot de conclusie te komen dat die duizenden cd’s geen miskoop waren, maar dat al die voor hem onbekende namen wel degelijk iets voorstelden.
Beethoven is volgens Buwalda de grootste kunstenaar ooit. ‘Beethoven is een aandeel dat alleen maar meer waard is geworden.’ Ik heb dit vioolconcert al ontelbaar veel vaker gehoord dan de – dove – Beethoven zelf. Op muziek komt geen sleet.’
Wat maakt hem zo goed? ‘Zijn inventiviteit. Zijn doordesemdheid. Zijn lange adem. De acrobatiek, beheerst ingepast in grotere systemen.’
—
‘Ik houd niet van de natuur, maar wel van natuurfilms’, zo begint Peter Buwalda als het fragment uit Microcosmos aan de beurt is. Een uitspraak die Wilfried de Jong bevreemdt, waarop Peter Buwalda terugkaatst: ‘Ik houd niet van de Tweede Wereldoorlog, maar wel…’ Hij hoeft zijn zin niet af te maken. Over de kever die met grote inspanning een bal naar een eindbestemming rolt zegt hij: ‘Dit is een soort Robert Caro. Die kever werkt verbeten, boven zijn macht, maar hij heeft een strategie. En terwijl hij worstelt, zoomt de camera uit om te zien hoe relatief al die inspanningen zijn. Het is fascinerend dat in de natuur dit soort Sisyphusarbeid plaatsvindt. Ik zou willen dat ik me zoals die kever zou kunnen gedragen.’
Het gesprek komt op de columns die Peter Buwalda ook schrijft, wekelijks voor de Volkskrant. Voor Peter Buwalda is een column een volwaardig, literair genre. ‘Het is alsof je met de snelheid van het licht een roman zit te schrijven. Ik ben door het schrijven van mijn columns anders tegen columnisten aan gaan kijken.’
Wilfried de Jong: ‘Zit het het schrijven van je boek niet in de weg?’
Peter Buwalda: ‘Voortdurend. Ik schrijf zes dagen per week aan mijn roman en op de zevende dag schrijf ik de column. Zolang ik het een literaire uitdaging vind, blijf ik dat doen.’
—
Peter Buwalda is het in grote lijnen eens met wat Philip Roth tijdens een gesprek met Michaël Zeeman (in Op afstand) over het verdwijnen van de lezer en de opmars van het scherm zegt, al verwart hij het verdwijnen van de lezer nog al eens met het verdwijnen van de roman (en daar heeft Philip Roth het nu juist niet over), ‘ik vind het een vrij overtuigende analyse. Het is kwalijk dat Salman Rushdie gezegd heeft dat HBO-series de nieuwe literatuur zijn. Alsof het introspectieve dat bij lezen hoort, daardoor vervangen kan worden. Lezen en kijken, boek en (beeld)scherm zijn juist complementair. Ze bestaan naast elkaar, maar het een is geen vervanging van de ander. “Show, don’t tell” is een mythe. De kracht van literatuur is dat er verhalen verteld worden.
Ik deel de zorg van Roth dat het scherm de plaats van het lezen inneemt. Hij constateert dat zonder een waardeoordeel uit te spreken. Ik vind dat wel heel erg.’
Wilfried de Jong: ‘Wat zegt het het over de jeugd?’
Peter Buwalda: ‘Het scherm is te aangenaam. ‘Ik heb nog nooit iemand horen opscheppen dat hij een film heeft uitgekeken.’
—
Wat is nou de grootste gemene deler van de mensen die je vanavond laat zien, wil Wilfried de Jong weten als hij samen met Peter Buwalda heeft gekeken naar een taxichauffeur die in Om de wereld in 50 concerten van Heddy Honigmann vertelt hoe hij de eenzaamheid van zijn auto zoekt om naar klassieke muziek te kunnen luisteren.
‘Beethoven, Caro, Roth… hun werk is groter dan de mensen zelf.
Waarna de opmerking ‘Iemand die echt van The Beatles houdt, is niet uit op het vergaren van macht’ een beetje uit de lucht komt vallen, ‘daarom hadden The Beatles de Nobelprijs voor de Vrede mogen krijgen’. Wat hij vervolgens zegt de heilzame werking van esthetische genoegens: ‘Dat wij in het westen zonder religie kunnen, komt omdat we horizontaal kijken. We kijken naar wat anderen maken’ en ‘Ik heb de Bijbel niet nodig als ik ook Sabbath Theatre kan lezen’ slaat dan weer meer op hoe de taxichauffeur klassieke muziek ervaart dan op de overeenkomst tussen Beethoven, Caro en Roth.’
—
Peter Buwalda besluit de avond met The Rolling Stones. ‘Als ik hiernaar kijk, kan ik alles weer aan: zij zijn zo vitaal. Hier – [Happy, tijdens The Ladies and Gentlemen Tour in 1974, lw] – zijn zij de beste rockband op aarde. Dit… dit barst van de energie.’
Buwalda’s Zomergasten zit er op. Tijd voor Wilfried de Jong om te vragen of zijn gast het naar zijn zin had (naarmate de uitzending vorderde steeds meer). Buwalda vindt dat hij er eigenlijk te vroeg zit: ‘één boek is geen boek.’
En als het bij dat ene boek blijft? ‘Dan zou het wel mislukt zijn. Dan heb ik niet alles uit mezelf gehaald.’ Buwalda heeft goede hoop voor de toekomst waarin hij nog een boek of wat wil schrijven. De kunst: ‘het ego moet in het boek terechtkomen. Het moet een gloeiende steen zijn en blijven.’
Dat zijn nieuwe roman wat toon, opzet en spanwijdte lijkt op Bonita Avenue kan hem niet schelen. ‘Je wordt gedomineerd door de toon die je aanslaat. Daar kun je zelf niet zo heel veel aan veranderen.
Fictie, niet van echt te onderscheiden
Gemeten naar het aantal fragmenten (3) neemt het thema ‘fictie, niet van echt te onderscheiden’ maar een kleine rol in. Maar wel een essentiële, want dat is waar het in de literatuur om gaat. Waar het Caro om waarheidsvinding gaat, wil een romancier de lezer tenminste voor de duur dat hij in een roman verblijft doen geloven dat wat hij leest waar en mogelijk is.
En dat is niet eenvoudig. Buwalda laat Barack Obama zien die Amazing Grace zingt. ‘Het gaat mij niet alleen om de recordpoging charisme. Wij leven in een tijd dat je bijna niets mee spontaan voor waar aan kunt nemen. Het lukt me niet om dit als een spontane ingeving te zien. Alles in Amerika is gerepeteerd en geënsceneerd.
Ik wil dat dit echt is.’
—
Wat zeker een truc is, is de naald die illusionist David Blaine onder de ogen van Ricky Gervais dwars door zijn bovenarm steekt. Ricky Gervais begrijpt er niets van (terwijl hij blijkbaar even tevoren uitleg heeft gekregen over hoe de truc werkt) en staat versteld. Peter Buwalda: ‘Eigenlijk doet David Blaine, die goochelen in Amerika opnieuw op de kaart gezet heeft, op een heel fysieke manier wat iemand die op papier een verhaal schrijft doet: het kan niet, maar je gelooft het zolang je kijkt/leest.’
—
De overtreffende trap van make believe was gisterenavond Catfish. Catfish gaat over een vrouw die op Facebook verschillende identiteiten aanneemt, en langzamerhand door de makers van de film – Henry Joost en Ariel Shuman – ontmaskerd wordt. ‘Maar in plaats van dat die jongens haar ruw ontmaskeren, gaan ze toch een eind mee, laten een tijd in het midden hoe het zit, terwijl de werkelijkheid al duidelijk is.’
Wilfried de Jong: ‘Ze is op haar manier met een boek bezig. Een boek met twintig karakters.’
Peter Buwalda: ‘Maar toch is dat niet te vergelijken met Operatie Sherlock van Philip Roth. Zij verdwijnt in haar scherm. Haar leven heeft op Facebook een parallelle variant gekregen.’
Wilfried de Jong: ‘Dat zou een spannend boek zijn.’
Peter Buwalda: ‘Als je het gegeven aan een goede schrijver geeft, wordt het nog beter.
—
Of Peter Buwalda tot die categorie behoort, moet De jaknikker – of hoe het boek ook zal gaan heten, want ja, als je al een jaknikker op de cover zet, voegt die titel weinig toe – uitwijzen. Voorlopig heeft hij bewezen opgewassen te zijn tegen de druk van het instituut Zomergasten en in staat te zijn ook langer dan vijftig seconden de aandacht vast te houden. Hij die zelf goede herinneringen bewaart aan het programma – al gaf hij onmiddellijk toe zich eigenlijk weinig te herinneren van wat hij door de jaren heen zag – wilde niet de geschiedenis in gaan als een slechte herinnering. Ik geloof dat ook dat hem gelukt is. Hij had in elk geval veel te vertellen.
Michiel van Diggelen says
Dank voor deze grondige weergave en ordening van het gesprek met Peter Buwalda,, die er overigens niet uitziet als een echte indoormens. Hij heeft van deze uitzending een project gemaakt waarin alles met alles samenhangt,