In een van haar columns kondigde Esther Gerritsen aan dat ze op het punt stond in Dertig dagen van Annelies Verbeke te beginnen, en dat ze benieuwd was of die roman haar zou blijven boeien ondanks de gelukkige staat waarin de hoofdpersoon verkeert. Zo zei ze het natuurlijk niet precies, maar dit is zoals ik het onthouden heb (pogingen om de betreffende column te traceren zijn nog niet gelukt).
Toen ik dat las, had ik Dertig dagen al uit. Ik snapte wat Esther Gerritsen bedoelde, maar ook toen al had ik twijfels over het geluk van Alphonse. Ik vond hem namelijk niet zo gelukkig.
Het gaat Alphonse onmiskenbaar goed (hij heeft genoeg opdrachten om zijn schouders op te kunnen halen als klanten bij nader inzien toch geen klusjesman uit Afrika blieven). Hij doet goed (hij heeft een luisterend oor waar veel van de mensen bij wie hij klust hun voordeel mee doen) en hij valt goed (dankbaarheid is zijn deel na gedane arbeid).
Maar ondanks dat – en een goed huwelijk – weet ik niet zeker of Alphonse wel zo gelukkig is als iedereen (Annelies Verbeke incluis) doet voorkomen.
Hoe geliefd Alphonse ook is, hij is en blijft in de Westhoek een vreemde (een vreemde te midden van zonderlingen). Hij is in die omgeving niet vanzelfsprekend en hij vindt ook niet alles vanzelfsprekend.
Dat hij wortelt in een andere cultuur, benadrukt Annelies Verbeke niet, maar ze verwijst er wel naar. Meer dan eens subtiel, maar ook onomwonden. Racisme heet het dan. Dan is Alphonse ‘die zwarte’. Zwart ook blijkt de man die centraal staat in het verhaal dat op het zijne lijkt, geschreven door de schrijfster (een personage in Dertig dagen).
Alphonse zoekt in Dertig dagen nog maar zelden zijn toevlucht tot de muziek. Terwijl muziek volgens mij zoveel meer over hem zegt dan het bereidwillig klaren van klussen.
Muziek is de link met zijn verleden. (Wat er voor hem werkelijk toe doet, blijkt uit zijn laatste gedachten, als zijn einde nadert – goed doen wordt hem uiteindelijk fataal – en zijn leven aan hem voorbij flitst.)
Tijdens zijn leven zit er meer magie in zijn denken dan in dat van de gemiddelde Westhoeker. Zo wordt zijn dood ‘aangekondigd’ door de dood van de veldleeuwerik die Alphonse tijdens wat zijn laatste dertig dagen blijken te zijn geweest begeleidt:
‘De veldleeuwerik valt met hoge snelheid uit de lucht, valt voor zijn voeten te pletter, hij ziet het gebeuren, de impact op de vogel, de gebroken poten en vleugels, zijn geknakte nek, de bloedspatten. Alleen de slag doet het lijfje bewegen, en de bries door de bruine veertjes, binnenin is de vogel met roffelen opgehouden.
Alphonse doet een stap achteruit, voelt de schrik aan zijn ledematen trekken, een magnetisch geladen kogel vacuüm gezogen angst die meer begrijpt dan hij.’)
En een wolkje is ook niet zomaar een wolkje.
Hoe goed het Alphonse ook gaat, in mijn ogen blijft hij een ontwortelde (een onbegrepene) die zich vastklampt aan zekerheden. De wetenschap dat hij in staat is het lijden van anderen te verlichten, is zijn voornaamste zekerheid geworden. Dat stemt tot tevredenheid, maar maakt niet per definitie gelukkig.
Overigens boet Dertig dagen niet aan kwaliteit in als Alphonse bij nader inzien niet gelukkig is (als Esther Gerritsen Dertig dagen gelezen heeft, vindt zij vast ook iets van Alphonse).
Leave a Reply