Ik was niet van plan om op dit moment opnieuw naar W.G. Sebald te verlangen. De wetenschap dat hij ook hier integraal in de kast staat, was eigenlijk voldoende. Ik bewaar goede herinneringen aan wat en hoe hij schrijft, en ik dacht dat ik daar nog wel even op kon teren.
Maar toen kwam ik hem tegen in Tintelingen: het lezen en schrijven van literaire fictie van James Wood. Wood wijdt nogal wat woorden aan W.G. Sebald in het laatste van de vier essays dat Dakloos in de wereld heet. Hij heeft het over diverse stadia van ontheemdheid.
Naar aanleiding van Die Ausgewanderten / De emigrés – waarin W.G. Sebald vier mensen portretteert die op latere leeftijd hun leven wensen te beëindigen – merkt James Wood op:
‘Sebald lijkt het verschil te weten tussen heimwee en dakloosheid, tussen thuislosheid en thuisloosheid. Als er sprake is van lijden, dan is er ook sprake van discretie: hoe kan mijn gemis adequaat worden vergeleken met het jouwe? Waar in het geval van verbanning gesproken kan worden van een absolute scheiding, kun je in geval van thuislosheid beter spreken van een zekere voorlopigheid, een patroon van vertrekken en terugkeren waar misschien geen einde aan zal komen.’
(vertaling: Arie Storm)
Net als veel van zijn personages – die bijna allemaal teruggaan op bestaande personen, in Die Ausgewanderten / De emigrés zeker – wist W.G. Sebald wat het was om huis en haard te verlaten. Anders dan zij, maakte Sebald zelf de keuze om te vertrekken. Dat hij nooit meer naar Duitsland terugkeerde, was niet voorzien.
In 1997 interviewde Eleanor Wachtel hem voor Writers & Company – het gesprek werd op 18 april 1998 uitgezonden door CBC Radio. Het gesprek ging over geheugen, ballingschap en de dood. De transcriptie is onder de treffende titel Ghost Hunder opgenomen in The emergence of memory: conversations with W.G. Sebald. Het boek verscheen in 2007, zes jaar nadat W.G. Sebald bij een verkeersongeval om het leven kwam.
Eleanor Wachtel vraagt Sebald naar zijn relatie met Duitsland:
‘What attachment do you feel to Germany now?’
Hij antwoordt:
‘Well, I know it’s my country. Even after all those years. I’ve been out of it for … it must be well over thirty years by now. Longer out of it than in it. Although of course I come from the edges, as it were, the southern edges of Germany – my granddad’s house was on the Austrian border almost directly. I hardly knew Germany. When I left it I knew the territory where I had grown up and I knew Freiburg and I had been to Munich once or twice. But one didn’t really travel terribly much in the midsixties or early seventies. And so I hardly knew it. I didn’t know Frankfurt, I didn’t no Hamburg, I didn’t know anything in the north or the middle – Hanover, Berlin were al totally alien to me. So in a sense it’s not my country. But because of its peculiar history and the bad dive that history took in this century or, to be more precise, form about 1870 onwards because of that, I feel you can’t simply abdicate and say, well, it’s nothing to do with me. I have inherited that backpack and I have to carry it whether I like it or not.’
Nog steeds heb ik zin om in Die Ausgewanderten of De emigrés te beginnen (ze staan hier allebei). Maar Birk en Anna Blaman wachten.
Leave a Reply