Terwijl het publiek in afwachting is van Connie Palmen legt Wim Brands die haar dadelijk zal interviewen uit hoe het tussen Sylvia Plath en Ted Hughes zat. Hoe hij na haar zelfmoord de Zwarte Piet kreeg toegespeeld, omdat het feminisme nu eenmaal een heldin nodig had en een zondebok zocht.
Voor Jij zegt het kroop Connie Palmen in het hoofd van Ted Hughes, zodat hij zoveel jaar na dato – Sylvia Plath ging dood op 11 februari 1963 – alsnog zijn kant van het verhaal kan vertellen. Want Ted Hughes heeft zich nooit publiekelijk uitgesproken over de dood van Sylvia Plath en het aandeel dat hij daar volgens derden in had.
Tot vlak voor zijn dood. Vlak voor zijn dood verscheen Birthday Letters, een cyclus van 88 gedichten over hun huwelijk, haar werk en zijn gevoel. Connie Palmen liet zich niet alleen maar wel heel erg door Birthday Letters inspireren.
Wim Brands vertelde ook dat er nog een brief is. Brief nummer 89. Last Letter. Niet toevallig door Melvyn Bragg gevonden. ‘Carol knew exactly what she wanted me to find’, zei Melvyn Bragg zelf over zijn ‘ontdekking’. Carol is Carol Orchard, de vrouw met wie Ted Hughes op het moment dat hij stierf getrouwd was. Last Letter is het meest letterlijke gedicht dat Ted Hughes over de dood van zijn vrouw schreef (en over zijn verlangen niet volledig vrijgepleit te worden).
Carol Ann Duffy – de huidige Poet Laureate of the United Kingdom (Ted Hughes was van 1984 tot zijn dood in 1998 de Britse Dichter des Vaderlands) over Last Letter:
‘It seems to me to be the darkest poem that he wrote about the death of Sylvia Plath. There is a kind of deafening agony, blinding agony to this new poem. It seems to touch a deeper, darker place than any poem he’s ever written.’
—
Connie Palmen las Last Letter ook. Het laat sporen na in Jij zegt het. Zoals er in Jij zegt het veel is terug te voeren op de geschreven bronnen waar Connie Palmen in het geval van Jij zegt het op aangewezen was.
In wat er door critici over haar nieuwe roman geschreven wordt, ligt de nadruk op Ted Hughes en Sylvia Plath. Maar er zit ook heel veel Connie Palmen in Jij zegt het. Net zo nadrukkelijk en net zo verhuld als in haar vorige romans.
Jij zegt het is de Judas-roman die ze zich al lang geleden voornam te schrijven. Ook toen al – nadat Lucifer af en verschenen was – had ze Ted Hughes en Sylvia Plath in gedachten. Lang wist ze niet hoe ze via die levens haar verhaal over verraden en openbaren moest vertellen, want daar gaat het volgens haar over als je het over Judas hebt. Tot ze teruggetrokken tijdens een verblijf in Frankrijk het licht zag. Toen wist ze dat zij hem aan het woord moest laten. Hij, de dichter die het autobiografische schuwde, misschien zelfs wel verafschuwde. Hij, die uiteindelijik de stap richting privédomein zette door het in Birthday Letters schaamteloos over ‘jij’ en ‘ik’ te hebben.
‘Door mijn afkeer van confessionele, autobiografische literatuur, de diabolische angst voor het puur persoonlijke, en mijn rigide opvattingen over wat ware poëzie is, heb ik tot aan het einde van mijn leven mijn eigen loutering geblokkeerd.’
(citaat uit: Jij zegt het)
—
Er wordt haar dit keer niets kwalijk genomen. Terwijl ze doet wat ze ook in I.M. en Lucifer deed: fictie maken van de werkelijkheid. Misschien scheelt het dat Jij zegt het zogenaamd niet over Connie Palmen gaat. Of zou het komen omdat in de haast die iedereen heeft om over de nieuwe Connie Palmen te schrijven onopgemerkt is gebleven dat Jij zegt het wel degelijk ook over haar gaat.
Terwijl voor de goede verstaander de verwijzingen naar Palmens poëtica – zoals opgetekend in Het geluk van de eenzaamheid, waarin Connie Palmen het hartstochtelijk voor de roman opneemt, en vooral ook alle mogelijke moeite doet om het verschil tussen persoonlijk en privé (een van de grondslagen van haar oeuvre) voor eens en voor altijd duidelijk te maken – voor het oprapen liggen.
‘Iedere schrijver die zo eng gebonden is aan de autobiografie, vernauwt zijn werk tot een individueel lot en mist de toegang tot het universele en heilige, niet alleen tot de wereld waarin alles en iedereen met alles en iedereen is verbonden vanaf het begin der tijden, maar ook tot de literatuur waarin onze voorgangers verhalend vormgeven aan wat het voor ieder wezen betekent om te leven.’
(citaat uit: Jij zegt het)
‘Voor mij behoort een roman tot de literatuur wanneer het werk van proza zijn belangrijkste kenmerk deelt met andere kunstvormen, namelijk dat een van de onderzoeksgebieden zijn eigen verhouding tot de werkelijkheid betreft. Aangezien het onderzoek van deze relatie in elke sector van de kunst een eigen geschiedenis kent, neergedaald in de vorm van een canon verhoudt literatuur zich altijd tot de canon van de literatuur. De canon van de wereldliteratuur is samengesteld uit romans waarin het onderzoek naar de invloed van de verbeelding, van de taal en de ficties, op het menselijk bestaan centraal staat.’
(citaat uit: Het geluk van de eenzaamheid)
En wie de carrière van Connie Palmen een beetje gevolgd heeft, weet dat roem (inclusief haar relatie tot de roem die haar dankzij haar boeken én publieke optredens ten deel viel) een regelmatig terugkerend thema is:
‘Vanaf het moment dat ik roem verwierf als dichter heb ik het publieke leven dat daar als een duivelsstaart aan vastzit, gehaat. Waarom ze het een leven noemen is mij een raadsel, het is de diefstal van je leven. Zodra je naam rondzingt in de wereld, een zelfstandige entiteit, losgerukt van je lichaam, je echte bestaan, je rauwe werkelijkheid en ware persoonlijkheid, gaan er betekenissen aan kleven waarmee je niks te maken hebt.’
(citaat uit: Jij zegt het)
‘Roem wasemt een eenzaamheid uit waarin wij die van onszelf ontdekken, een eenzaamheid die deel uitmaakt van onze meest fundamentele ervaring, een waartegen de meerderheid van de mensen zich een leven lang met hand en tand verzet. De angst voor die eenzaamheid is het voedsel voor de populisten, de afschuw ervan het thema van de lectuur en populaire cultuur, maar het geluk ervan is de bron van de kunstenaar.’
(citaat uit: Het geluk van de eenzaamheid)
Deze zin:
‘De vrijheid die het pseudoniem je in het publieke leven verleent weegt niet op tegen de versplintering van je innerlijk’,
deed mij denken aan wat Connie Palmen in Het weerzinwekkend lot van de oude filosoof Socrates schrijft over het gebruik van namen zegt.
Het is dat haar werk aan de andere kant van het land ingepakt in dozen wacht op het moment dat de verhuiswagen voor komt rijden, anders…
Anders zou ik nu heel wat meer woorden tot mijn beschikking hebben om duidelijk te maken dat Jij zegt het misschien wel het meest persoonlijke boek van Connie Palmen is.
(En dan heb ik het nog niet eens over die dingen gehad die volgens velen vallen onder privé, maar bij Connie Palmen ook nog binnen de grenzen van het persoonlijke vallen.)
Leave a Reply