Droogstoppelig. Zo karakteriseerde een van de leden van de commissie die het Maarten Asscher vorige week tijdens zijn promotie moeilijk moest maken de kandidaat in kwestie. Het droogstoppelige sloeg op één bepaalde passage uit de dissertatie Het uur der waarheid: over de gevangenschap als literaire ervaring. De passage waarin Maarten Asscher de beginregels van De achttien dooden van Jan Campert relativeert.
Die beginregels luiden als volgt:
‘Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed’
Maarten Asscher merkt daar op bladzijde 266 van zijn proefschrift het volgende over op:
‘In het Nationaal Archief, waar onder andere de bouwtekeningen van zowel het hoofdgebouw als de diverse bijgebouwde cellenbarakken bewaard worden, valt gemakkelijk te achterhalen welke de ware afmetingen van een cel in de bedoelde cellenbarak waren, namelijk 1,90 meter breed bij 3,70 meter lang.’
Tijdens zijn uur van de waarheid moest Maarten Asscher even nadenken voordat hij zich herinnerde waar hij nog meer op wilde reageren. Het droogstoppelige werd in een adem genoemd met een aantal andere opmerkingen en veronderstellingen waaruit de voortreffelijkheid van het lid van de commissie bleek.
‘Nee, dat was het niet’, zei hij nadat een van zijn paranymfen hem iets influisterde. En toen wist hij het weer. Hij wilde het hebben over het droogstoppelige. Maar in zijn antwoord verwees hij niet naar het Nationaal Archief.
Het deed hem zichtbaar plezier om te kunnen verwijzen naar een man die uit eigen ervaring wist hoe groot zo’n cel was: Rudolph Pabus Cleveringa. Cleveringa, hoogleraar te Leiden, waagde het om zich op 26 november 1940 in een openbaar college in niet mis te verstane woorden uit te spreken over het ontslag joodse hoogleraren.
(Over hem schreef Maarten Asscher bij gelegenheid van de herdenking van de 26 novemberrede De schaal van Cleveringa: twee manieren om jurist te zijn. Het essay is opgenomen in de bundel Appels en peren: lof van de vergelijking.)
Toen Maarten Asscher eenmaal weer wist wat hij nog aan zijn antwoord wilde toevoegen, stond hij op en spreidde zijn armen om te laten zien hoe Cleveringa bij het meten van de lengte en de breedte van zijn cel te werk was gegaan. ‘Hij zat er maar vijf centimeter naast.’ Dat was precies wat de toehoorders in het Groot Auditorium van de Universiteit Leiden op dat moment nodig hadden. Niemand twijfelde aan de capaciteiten van Maarten Asscher. Iedereen wist zeker dat hij over een uur ‘een jonge doctor’ zou zijn. Maar toch.
In Het uur der waarheid: over de gevangenschap als literaire ervaring analyseert Maarten Asscher werk van zes schrijvers om een antwoord te geven op de vraag wat literatuur de lezer leert over de gevangeniservaring.
‘Langdurige (eenzame) opsluiting is een extreme ervaring, naast marteling misschien wel een van de meest vergaande beproevingen waaraan een mens kan worden onderworpen. Als iemand onder die omstandigheden over pen en papier beschikt, wat schrijft hij dan, in een dergelijk uur der waarheid? Welk beeld van de gevangeniservaring komt er naar voren uit de pen van schrijvers die deze ervaring zelf meemaken of meegemaakt hebben?’
Drie van de zes schrijvers – Silvio Pellico, Oscar Wilde en Albrecht Haushofer – zaten zelf in de gevangenis. De andere drie – Stendhal, Charles Dickens en Jan Campert – baseerden zich op hun verbeelding.
De achttien dooden is een van de gedichten die door Maarten Asscher in een context geplaatst wordt. De maten van de cel zijn maar bijzaak. En toch ook niet, want in het verdichten van de omvang van de cel ligt misschien wel de kern van de gevangeniservaring:
‘Uiteraard zijn er goede redenen waarom Jan Campert zijn ballade “De achttien dooden” niet is begonnen met de regels: “Een cel is maar 3,70 lang/En slechts 1,90 breed.” Niet alleen zijn dat in metrisch opzicht geen fraaie versregels meer, bovendien kon Campert onmogelijkde precieze maten kennen van de cel waarin de ter dood veroordeelde Geuzen die hij als basis voor zijn ik-figuur had genomen, de laatste uren van hun leven hebben doorgebracht.
En tenslotte is er nog de mogelijkheid dat Campert bewust de afmetingen van de cel zo klein en dus zo benauwend mogelijk heeft voorgesteld, al bijna net zo klein als de afmetingen van het stuk grond uit de volgende versregels, “waar ik naamloos rusten zal”. De al dan niet bewust te klein voorgestelde cel contrasteert ook des te scherper met de beschrijving in de openingsregels van de tweede strofe, van “de lieflijkheid van licht en land / van Hollands’s vrije kust”, zodat de lezer van Camperts ballade zich maximaal in de benauwenis van de hier opgeroepen gevangeniservaring verplaatst voelt.’
Meer dan de schrijvers die zelf in de gevangenis zaten, zetten zij die zich daar een voorstelling van probeerden te maken literaire middelen in om de lezer in hun greep te houden. En juist daardoor genereren zij de ultieme gevangeniservaring. Het gevoel tijdens het lezen gevangen te zitten zonder te kunnen ontsnappen. Concludeert Maarten Asscher. Zoals hij ook vaststelt dat wie van zijn vrijheid beroofd is niet zozeer schrijft om zijn lezer daarvan deelgenoot te maken, maar het vooral heeft over inzichten tijdens de eenzame opsluiting verkregen.
Zover ben ik in Het uur der waarheid nog lang niet. De conclusies staan op 289-291. Ik loop op de feiten vooruit. Op dit moment neem ik kennis van de wijze waarop Maarten Asscher tot de afbakening in tijd en ruimte is gekomen. Hij is zich nog aan het verantwoorden, en licht toe waarom hij uit het hele scala van mogelijkheden Pellico, Wilde, Haushofer, Stendhal, Dickens en Campert koos.
Door bij het begin te beginnen, valt wat ik inmiddels al weet – niet alleen omdat ik er tijdens de promotieplechtigheid bij was, ik herkende al bladerend ook stukken die ik al eerder verspreid en/of verzameld verschenen – straks vermoedelijk vanzelf op zijn plaats.
Nu ik het antwoord heb op ten minste een van de vragen die Maarten Asscher zichzelf stelt – ik geloof dat het inderdaad eerder vragen zijn dan hypotheses – kan ik me tijdens het lezen volledig concentreren op het hoe (en het af en toe misschien zelfs een beetje met ‘de jonge doctor’ oneens zijn).
Ik vermoed overigens – het werk van Maarten Asscher kennende – dat het mij niet mee zal vallen dr. Asscher op droogstoppeligheid te betrappen.
Het uur der waarheid: over de gevangenschap als literaire ervaring
Maarten Asscher
Amsterdam : AtlasContact, 2015
ISBN 978-90-450-3044-9
Pim Derks says
Wie in een archief duikt, vindt inderdaad wel eens een interessant feit: http://bit.ly/1LMh0kP