De sterverslaggever zag dat het niet goed was
Hoe ze Joseph Roth precies op het spoor kwam, weet Els Snick niet meer. Dat maak ik tenminste op uit haar nawoord in De blonde neger en andere portretten. Ze schrijft daarin dat ze pas in 2005 definitief voor hem viel, na het lezen van Hiob/Job. Ze was toen al eigenaar van Biecht van een moordenaar. En ze moet ook de reeks Oostende, de zomer van 1936 van Mark Schaevers in De Standaard der Letteren al gelezen hebben.
Misschien was het toch dankzij haar leraar Duits die het verzameld werk van Joseph Roth kocht en koesterde.
Haar verhaal over Hiob/Job kende ik. Want dat is wat ze doorgaans vertelt als haar naar haar fascinatie voor Joseph Roth gevraagd wordt. Hoe ze dat boek op een Amsterdamse boekenmarkt kocht, omdat ze iets te lezen zocht voor onderweg. In haar nawoord heeft ze het nadrukkelijker dan ik mij vorige keren kan herinneren over hoe het colofon haar nieuwsgierig maakte naar de Nederlandse exiluitgeverijen.
Uiteindelijk werd Els Snick zo door Joseph Roth gegrepen dat zij zijn leven en zijn werk uitvoerig bestudeerde. Dat resulteerde onder andere in Waar het me slecht gaat is mijn vaderland. Joseph Roth in Nederland en België, een bewerking van haar proefschrift.
En ze beijvert zich met anderen – waarvan een deel zich verzameld heeft in Joseph Roth Genootschappen – een nieuw publiek voor hem te vinden.
—
In dat streven past het verschijnen van De blonde neger en andere portretten, een verzameling journalistieke stukken. Joseph Roth was ‘waarnemer van zijn tijd’ – die benaming prijkt op de cover van een in 1981 uitgegeven door (voormalig exiluitgever) Allert de Lange uitgegeven keuze uit zijn journalistieke werk, een boek dat ik las nadat ik mede dankzij Els Snick was gaan inzien dat Philip Roth niet de enige Roth van betekenis in de literatuur is. Dat waarnemen leidde tot van alles, waaronder fictie.
Ook niet onbelangrijk was het werk dat hij in opdracht van diverse kranten deed (en niet alleen omdat het hem verzekerde van een inkomen). Zoals Tommy Wieringa in het voorwoord van De blonde neger en andere portretten terecht opmerkt, schreef Joseph Roth ook dan met een trefzekerheid om jaloers op te worden. En zijn zinnen zijn mooi bovendien.
Joseph Roth had oog voor mensen in de marge. Net zoals hij in Hotelmens zichzelf (een man zonder vaste woon- of verblijfplaats) en de personages die hem – omdat ze lotgenoten waren ofwel ambtshalve – omringden, portretteert, focust hij ook in de door Els Snick geselecteerde stukken in De blonde neger en andere portretten op mensen die doorgaans slechts figureren in de levens van anderen.
Maar bij Joseph Roth zijn ‘de man in de “herentoiletten” ‘
‘De oude man in de toiletten kent altijd het oudbakken nieuws. Hij blijft een halve trap achter op de loop van de geschiedenis. Hij kent telkens de dollarkoers van gisteren en verbaast er zich alleen over dat de fooien van de eenknopige heren niet groter worden’,
(vertaling: Els Snick)
de vrienden dr. Duysen en dr. Kratz
‘Ze hielden van elkaar als man en vrouw die jarenlang lief en leed hebben gedeeld. Ze hielden meer van elkaar dan man en vrouw, want ze waren verbonden door de rustige regelmaat van de mannelijke geest, en het logische argument van de een vond weerklank en respect bij de ander, zonder dat het op die lichte geprikkeldheid stuitte die steeds het onuitroeibare verschil tussen de geslachten aan de oppervlakte brengt’
(vertaling: Els Snick)
of de gemankeerden die een invalide de laatste eer bewijzen
‘Achter de lammen liepen de blinden, ze liepen voorwaarts op de tast, in een zwartfluwelen wereld (…)’,
(vertaling: Els Snick)
geen willekeurige voorbijgangers. Het zijn mensen die staan voor hun tijd. Door mensen uit de middenklasse en mensen aan de zelfkant uit te tekenen, liet Joseph Roth zien hoe het met de wereld gesteld was.
Dat De blonde neger en andere portretten actueel oogt – terwijl Els Snick net als Koos van Weringh die Josep Roth: waarnemer van zijn tijd. Een keuze uit zijn journalistieke werk (1919 – 1939) samenstelde werk uit de periode 1919-1939 koos – en dat komt niet alleen doordat zijn stijl en taal niet door de tijd zijn aangetast.
Joseph Roth leefde in een turbulente tijd, en wist vrij precies aan te wijzen waar het aan schortte. Hij was geen visionair, maar doorzag het gevaar en voorzag wie de dupe zou worden. Zijn portretten zijn meer dan sterke staaltjes anekdotiek. Als het moest – en het moest regelmatig – was Joseph Roth een scherp observator van het grote geheel. Daarvan getuigt onder andere zijn Berlijns Prentenboek, een reeks van achttien artikelen geschreven naar aanleiding van de Rijksdagverkiezingen in 1924 (in De blonde neger en andere portretten staan er negen).
In die reportagereeks reflecteert Joseph Roth geregeld op waar hij mee bezig is:
‘Het materiaal stapelt zich op en begint me boven het hoofd te groeien. Omdat ik me voorgenomen heb in deze kroniek te schrijven over gebeurtenissen die in Berlijn door de aanstichters en organisatoren ervan “nationale belangen” worden genoemd en die in werkelijkheid symptomen van nationaal verval zijn. Een kroniek van Berlijn zou met het bloed van de slachtoffers en de tranen van de overblijvers moeten worden geschreven. – Inkt volstaat niet, zelfs niet het hartenbloed van de schrijver, mocht hij dat al hebben. Als ik me had voorgenomen over nobele, mooie en menselijke gebeurtenissen te schrijven, dan zou ik elke week voor een kleine catastrofe staan omdat ik geen materiaal zou vinden. Zo echter sta ik voor het probleem dat ik over te veel verslag moet uitbrengen, want de mannen van de nationale belangen geven me geen tijd om te ademen. Nauwelijks hebben ze een arbeider neergeschoten of het proces breekt al uit waarin de schuldigen vrijgesproken worden, pakt zich boven onze hoofden een “Duitse Dag” samen, dan grijpen de monumentonthullingen om zich heen en zwermen de bacillen van de “vaderlandse” gezindheid uit.’
(vertaling: Els Snick)
In vergelijking met Josep Roth: waarnemer van zijn tijd. Een keuze uit zijn journalistieke werk (1919 – 1939) staan er in De blonde neger en andere portretten echter relatief weinig stukken waarin Joseph Roth de wereld beschouwt, ondanks hun actualiteitswaarde.
Belangrijk criterium bij het kiezen uit de meer dan 1500 artikelen die Joseph Roth voor kranten en tijdschriften schreef, was voor Els Snick of de stukken ook bij herlezing ‘inhoudelijk en stilistisch’ nieuw bleven. Voor de opgenomen ‘portretten’ geldt volgens haar dat ze:
‘zijn als miniaturen waar je voortdurend andere zaken in ontdekt als je er lang naar kijkt.’
Of dat zo is, weet ik niet. Zo lang heb ik er niet naar gekeken. Dat zal bij herlezen blijken, maar dat wat Joseph Roth toen schreef qua taal niet gedateerd is en nog niets aan actualiteit heeft ingeboet, is voor mij voldoende.
—
Het is inmiddels ruim anderhalf jaar geleden dat er in Café Scheltema een klein bordje onthuld werd op de plek waar Joseph Roth veelvuldig zat om aan zijn oeuvre te werken. Want een oeuvre is het. Hij putte voor zijn romans en zijn journalistieke werk uit dezelfde bron, en doopte er zijn pen voor in dezelfde inkt. Zoveel is mij inmiddels duidelijk uit wat ik de afgelopen anderhalf jaar van en over hem gelezen heb.
Dankzij Els Snick weet ik dat Joseph Roth een moeilijke man was die op geheel eigen wijze vorm gaf aan vriendschap en collegialiteit. Zij baseerde zich mede op wat Mark Schaevers te weten kwam over het uitzichtloos leven in ballingschap van een gezelschap Duitstalige auteurs – zijn reeks voor De Standaard der Letteren werd gebundeld als Oostende, de zomer van 1936. Irmgard Keun, Egon Erwin Kisch, Joseph Roth, Stefan Zweig aan de Belgische kust en haalde tot nu toe drie drukken. Dat zij een lot deelden maakte van de dame en heren nog geen gezworen kameraden.
Ook Mark Schaevers maakt Joseph Roth niet sympathieker dan hij was. Hij werkte hard en verdiende als ‘sterverslaggever’ (want dat was hij), maar had ondanks dat een chronisch geldgebrek. Dat hij om zijn tekorten aan te zuiveren zijn uitgevers stelselmatig onder druk zet en sans gêne bij zijn vrienden aan bleef kloppen, siert hem niet. Maar schrijven kon hij. Ondanks de drank. Ondanks het feit dat hij het geloof in de toekomst al vrij vroeg in zijn leven verloor.
De blonde neger en andere portretten
Joseph Roth (vertaling: Els Snick)
Amsterdam : Bas Lubberhuizen, 2015
ISBN 978-90-5937-409-6
Oostende, de zomer van 1936: Irmgard Keun, Egon Erwin Kisch, Joseph Roth, Stefan Zweig aan de Belgische kust
Mark Schaevers
Amsterdam : AtlasContact, 2015
ISBN 978-90-450-2912-2
De plaquette in Café Scheltema werd onthuld ter gelegenheid van de 75e sterfdag van Joseph Roth. Ook dit portret werd vanwege die herdenking gemaakt:
Leave a Reply