Inmiddels ligt Hoe ik talent voor het leven kreeg van Rodaan Al Galidi in gebonden staat voor me. Het boek is af. Dat was het nog niet helemaal toen ik het de eerste keer las. Toen waren het nog letters die van een scherm spatten.
Rodaan Al Galidi doet in Hoe ik talent voor het leven kreeg verslag van de omzwervingen van Semmier Kariem in asielzoekersland. Hij doet dat zo dat je je als lezer nu eens hartstochtelijk schaamt voor de wijze waarop het er tijdens de procedure aan toe gaat, om er vervolgens dan weer besmuikt om te lachen. Want het is toch wat en het zijn toch ook wel wonderlijke types die daar op een te klein oppervlak niet geheel eendrachtig samenleven.
Ik ben nog niet zo ver dat ik de hele roman opnieuw gelezen heb, maar het voorwoord waarin Rodaan Al Galidi de status van zijn boek toelicht:
‘Dit boek is fictie voor iemand die het niet kan geloven, maar non-fictie voor iemand die ervoor open staat. Of nee, laat dit boek non-fictie zijn, zodat de wereld waarin ik jarenlang heb moeten verblijven, verandert van fictie in non-fictie’
heb ik herlezen. Of eigenlijk gelezen. Want het eerste deel van dat voorwoord kwam me niet bekend voor.
In dat eerste deel beschrijft Rodaan Al Galidi hoe Hoe ik talent voor het leven kreeg tot stand kwam.
‘Toen een man mij een tijd geleden vroeg naar mijn leven in het asielzoekerscentrum, merkte ik dat zijn vraag serieus was en dat hij een serieus antworod verwachtte. Beleefd zei ik dat ik het er niet over wilde hebben. Hij vroeg me om één situatietje te noemen. Dat deed ik, en ik denk dat hij voelde dat ik in mijn hoofd eigenlijk nog in dat AZC woonde. Hij voelde misschien dat ik dit verhaal kwijt moest om mijn leven opnieuw te beginnen. Of wellicht wilde hij dat dit verhaal niet verloren zou gaan, dat verhaal van die onbekende wereld waar ik jarenlang moest verblijven.
Hoe het hem gelukt is weet ik niet, maar hij kreeg het voor elkaar mij te laten beloven hem elke maand een stuk van het verhaal te sturen. Misschien was het de manier waarop hij luisterde, vol begrip en menselijkheid. Misschien was het het groeiende gevoel van verantwoordelijkheid dat hij me gaf, dat dit verhaal behouden moest blijven.’
Aan die man – ‘absoluut de verloskundige van elke bladzijde’ – draagt Rodaan Al Galidi zijn roman op.
(Hier kiest Rodaan Al Galid dezelfde metafoor als Alex Boogers in De lezer is niet dood. In zijn schotschrift neemt Alex Boogers het op voor (potentiële) lezers die door schrijvers, uitgevers en boekhandelaren niet als zodanig herkend worden, waardoor er te weinig op hun lijf geschreven verhalen en romans gemaakt en verspreid worden:
‘Niemand neemt de belangrijke taak van verloskundige op zich en helpt nieuwe lezers op weg. Waar staan de kraamkamers? Wie leidt in? Wie maakt de lezer?’)
Wie die man is die het hoofd van Rodaan Al Galidi ‘heeft schoongeveegd van die zware jaren’ doet er niet toe. Feit is dat hij de literatuur een dienst heeft bewezen. Zonder hem zou een bijzonder verhaal onverteld gebleven zijn.
Rodaan Al Galidi is te gast op Winternachten, waar Hoe ik talent voor het leven kreeg gepresenteerd wordt.
Leave a Reply