Dijk: een vergelijking ligt hier al een tijdje, en ik ben er ook al eens in begonnen. Om precies te zijn: op de dag dat het boek gebracht werd. Maar toen was ik in een ander boek bezig dat aandacht verdiende. Een boek dat er ook uitzag alsof je het in een ruk uit zou lezen, maar dat het bij nader inzien nodig had dat er de tijd voor genomen werd. Zo’n boek is Dijk: een vergelijking ook.
Tussen toen en nu hoorde ik de schrijver er een aantal keer over praten. Onder andere in een ongemakkelijk interview met een collega-schrijver die Dijk: een vergelijking terug probeerde te brengen tot een verhaal over het ijkwezen en de mentaliteit van de jaren vijftig, zestig of zeventig. De één vermeed de blik van de ander en een echt gesprek werd het nooit.
Nu – net – ben dus echt in Dijk: een vergelijking begonnen. Dijk: een vergelijking begint met een droom; ik moest meteen aan Alice in Wonderland denken, en was op mijn hoede. Want wie zegt dat ik straks niet tot de conclusie kom dat het vertellende personage een roman lang zit te dromen. (Niet dat dat iets uitmaakt overigens, Alice kan het heel goed hebben.)
Inmiddels heb ik Alice in Wonderland noodgedwongen achter me gelaten. H.M. van den Brink voert de titel op bladzijde 16 zelf op, als hij zijn tot nu toe naamloze verteller een vergelijking laat maken tussen de glimlach van Dijk – een man met wie hij heeft samengewerkt – en de grijns van de Kollumer Kat die Alice vanuit een boom gadeslaat. Misschien is het een afleidingsmanoeuvre, maar het kan ook dat Dijk en Alice uiteindelijk niets met elkaar te maken hebben.
De donkere kamer van Damocles van W.F. Hermans. Ook daar moest ik in de luttele pagina’s die ik inmiddels gelezen heb al aan denken. Er wordt niet alleen over Dijk gedroomd. Dijk maakt op enige moment ook druipend en wel zijn entree in de woonkamer van de naamloze verteller. Even later staat hij daar niet meer.
Laat H.M. van den Brink Dijk alleen in het hoofd van zijn verteller bestaan, en moet die maar bewijzen dat hij hem niet verzonnen heeft – zoals Osewoudt in De donkere kamer van Damocles voortdurend bezig is het bestaan van Dorbeck te benadrukken. Voorlopig is Dijk nog niet in levenden lijve ten tonele verschenen. Zelfs niet op zijn eigen afscheid. Dus wie weet.
En dan is er nog Het bureau van J.J. Voskuil dat zich opdringt. Omdat daarin ook met een kritisch oog gekeken wordt naar samen en werken. En in die roman in zeven delen alles bij het oude houden niet strookt met vooruitgang, en dat lijkt ook in Dijk: een vergelijking aan de orde te zijn.
Inmiddels heb ik het eerste hoofdstuk uit. Het is nu 2 januari 1961. Het dienstverband dat vijfenveertig jaar zal duren, staat op het punt in te gaan. Laat me lezen…
Leave a Reply