Zou Jan Wolkers zelf eigenlijk wel eens iets over de grutto geschreven hebben. Vroeg ik me vanmorgen af nadat ik Saskia van Loenen, columnist van dienst tijdens Vroege vogels, een en ander over deze Nationale Vogel had horen beweren.
Het gedrag van de grutto heeft volgens haar iets aanstootgevends. Saskia van Loenen kan er dan ook niet bij dat vogelliefhebbers op de Bible Belt op de grutto gestemd hebben:
‘Als één vogel lust heeft uitgevonden is het onze Nationale Vogel wel. Zijne Heiligheid is gewoon een ordinaire womanizer, met niets anders bezig dan met seks.’
Zij verwijt de grutto bovendien machogedrag, en een vergelijking met Erik en Olga uit Turks Fruit van Jan Wolkers ligt voor haar voor de hand.
‘Een fietstochtje tussen de weilanden met links, rechts, boven je “Grutto! Grutto! Grutto!” is, als je de vleugels even wegdenkt, exact hetzelfde als dat fietstochtje door Amsterdam in Turks Fruit, waar Olga achterop zit bij Erik, beiden denkend aan maar één ding. Het fluitje in dat heerlijke jarenzeventigdeuntje van Rogier van Otterloo is de menselijke variant op het opgewonden gekrijs van onze Nationale Macho.’
Vandaar dus dat ik wilde weten of Jan Wolkers het wel eens over de grutto had. Googelend – ik tik Jan Wolkers grutto in – stuit ik op een dubieuze verwijzing. In een documentaire over Texel en Thijsse vraagt Wolkers zich af
‘wat die eerbiedwaardige Thijsse op het eiland gedacht moet hebben, toen hij hier wandelde met die stoet van meisjes van het Bloemendaals Lyceum als een kleurig schilderij van Renoir achter zich aan fladderend.
Misschien wel dit: “Marietje, buig je eens wat verder naar voren over dat grutto-nest? Dan kijk ik wel tussen je benen door hoeveel eieren hij heeft, begrijp je wel.” ‘
Uit Wolkers’ mond – ik hoor het hem zeggen – kan ik me die zin voorstellen. Uit die van Jac. P. Thijsse eerlijk gezegd niet.
(of het waar is weet ik niet, ik nam niet de tijd om naar de documentaire te luisteren:
)
Op zoek naar een echte grutto sla ik Waddenboek open, waarin veel van wat Jan Wolkers over de Wadden in het algemeen en Texel in het bijzonder heeft geschreven verzameld is. Ik weet niet waar ik zoeken moet en blader maar wat. En warempel: in La primavera figureren grutto’s:
‘Toen we in de schemering thuiskwamen hoorden we toen we uit de auto stapten, ver weg in de polder, door de winterlucht, voor het eerst van het jaar de frenetieke roep van grutto’s, zodat we toch nog met een Botticelli-gevoel naar binnen gingen.’
Ik kan me zo ongeveer voorstellen waar de bezeten roep van de grutto’s vandaan gekomen moet zijn.
Een paar bladzijden verder wijzen tekeningen van Bob en/of Tom Wolkers mij op nog een grutto (in Onder de oppervlakte, een hoofdstuk uit De achtertuin). Ook nu kondigt de grutto de lente aan:
‘Er komt een dag dat je ’s ochtends naar buiten gaat en zo de wekigheid van de dooi in loopt. De winter is voorbij. Overal hoor je het druppelen. De ijspegels aan de dakgoot lijken wel kraantjes. En als je geluk hebt hoor je heel ver weg in de polder het geluid van de eerste grutto. Dat klinkt zo mooi, dan sta je te trillen op je benen. Niet te lang natuurlijk, want dan zakt je broek af. En ik heb nog nooit een grutto ontmoet die dat kon waarderen.’
Bingo. Maar wie moet ik nu geloven. Saskia van Loenen die de grutto van geilheid beschuldigt of Jan Wolkers die zijn kuisheid benadrukt?
Leave a Reply