Slenterend door Museum De Pont in Tilburg – ik was er, hoewel een gewaarschuwd mens, vanwege de collages van Marc Mulders bij gedichten van Joost Zwagerman uit Wakend over God – moest ik glimlachen toen ik de titel zag van een kunstwerk bestaande uit zes zwart-wit foto’s van in steen gekerfde handtekeningen: Lord Byron Died.
Toen Tacita Dean in 1989 de tempel van Poseidon op Kaap Sounion bezocht, vond ze niet waar ze eigenlijk naar op zoek was: het eeuwige bewijs van zijn aanwezigheid dat Lord Byron daar tijdens zijn bezoek in 1810 achterliet. Toch keerde Tacita Dean niet helemaal onverrichterzake naar huis terug. Ze maakte foto’s van andermans sporen. Pas in 2003 werden die foto’s samen Lord Byron Died. Toen bleken ze perfect in een oeuvre te passen waarin graffiti en doodles de dienst uitmaken.
‘Some years ago, I went to Sounion in Greece to look for Lord Byron´s signature, famously carved into one of the columns in the temple there. I couldn´t find it. Instead, I photographed these other names, carved into the marble in the copperplate writing style of the vandals of that time. They are evidence of an era of Romantic wanderings, sea voyages and a new affinity with the Classical Age. Somehow it seems fitting that those carved words and numbers should now read as end dates for such a period of incomparable literary brilliance.’
Tacita Dean kon Byrons handtekening niet vinden. Maar hij was er wel degelijk. Behalve zijn handtekening in steen getuigen ook zijn brieven van zijn verblijf aldaar. Uitweiden doet hij niet, maar hij laat Henry Drury op 3 mei 1810 weten dat hij er was:
(…) Zijne majesteits Pylades heeft ons naar Smyrna gebracht doch niet voor we Attica hadden aangedaan met inbegrip van Marathon en Kaap Sounion. (…)
(uit: Brieven en dagboeken – Lord Byron, vertaling: Joop van Helmond)
Datzelfde doet hij als hij Francis Hodgson op 20 januari 1811 schrijft:
(…) Ik ben nog steeds in Athene van waar ik af en toe kleine tochten maak naar Marathon, Sounion, de top van de Hymettos, & de Morea om variatie te brengen in het seizoen. (…)
(uit: Brieven en dagboeken – Lord Byron, vertaling: Joop van Helmond).
En dan is er nog de zestiende (laatste) strofe van het gedicht The Isles of Greece (Don Juan, Canto III, LXXXVI):
Place me on Sunium’s marbled steep,
Where nothing, save the waves and I,
May hear our mutual murmurs sweep;
There, swan-like, let me sing and die;
A land of slaves shall ne’er be mine —
Dash down yon cup of Samian wine !
Het spreekt voor mij vanzelf dat ik al die teksten niet paraat had toen ik in Tilburg naar die foto’s van stond te kijken.
Leave a Reply