Ik las Andreas Burnier: metselaar van de wereld, de biografie die Elisabeth Lockhorn over Catharina Irma Dessaur /Andreas Burnier schreef, in de week van verschijnen in één adem uit. Zo goed geschreven is het. Maar toen ik het uit had, had ik een kater. Ik kon niet goed benoemen waarom. Nu, meer dan een half jaar later, weet ik dat nog steeds niet precies.
Dat het boek de ene positieve recensie na de andere kreeg, verbaasde me. Dat die recensies vervolgens grotendeels bestonden uit het hervertellen van het door Elisabeth Lockhorn opgetekende levensverhaal van Catharina Irma Dessaur / Andreas Burnier stelde me dan weer enigszins gerust. Zij bevestigden mijn beeld dat daar – op het in chronologische wijze reconstrueren van een leven – in Andreas Burnier: metselaar van de wereld de nadruk ligt.
Aan het leven van de gebiografeerde lag het niet. Daarin gebeurde genoeg om er een dik boek over te schrijven. Er is ook alle aanleiding om de keuzes die Catharina Irma Dessaur / Andreas Burnier maakte in de context van haar tijd te plaatsen en te beschouwen. Om vervolgens te constateren dat zij in bijna alle opzichten haar tijd vooruit was. In die zin bevestigt de biografie van Elisabeth Lockhorn het beeld dat ik van Catharina Irma Dessaur / Andreas Burnier heb.
—
Ik keek uit naar de biografie. In de maanden voorafgaand aan de verschijnen, herlas ik werk van Andreas Burnier, en in mindere mate dat van Catharina Irma Dessaur. Door dat herlezen, realiseerde ik me eens te meer hoe belangrijk het ontdekken van haar werk voor mij was.
—
Wat verwachtte ik eigenlijk van Elisabeth Lockhorn? Dat zij feiten op een rij zou zetten. Dat. Maar ook dat zij zich zou verhouden tot die feiten. Dat ze als dat nodig was stelling zou nemen. Kritische vragen zou stellen. Dat ze oeuvres tegen het licht zou houden. Nieuw licht zou werpen op het werk. Dat ze iets toe zou voegen aan wat al geweten werd.
—
Ik ben een liefhebber van het werk van Dessaur/Burnier. Niet per se een kenner. Maar ook geen totale leek. Dat zal ongetwijfeld meespelen.
—
Wat mag ik van een biograaf verwachten?
—
‘Langdurig achter de coulissen mogen kijken is een eervol en onterend voorrecht. De nagelaten documenten onthullen een bestaan zoals het nooit gezien had willen worden; zelfs bij Schat was niet alles on the record. Dat heeft iets pijnlijks. Je bouwt een monument voor iemand die een standbeeld waard was, en je breekt het af door zijn geheimen op te diepen. Mijn doekje voor het bloeden is dat Schat zelf weinig discretie kende. Maar dat zegt de gedwongen voyeur, die weet dat hij via de ander in zijn eigen taboes heeft zitten wroeten, het vuil dat je bij leven nog geheim kon houden. Dat inzicht maant tot bescheidenheid. Niets geeft een biograaf die ziet wat hij herkent, het recht iemand de maat te nemen. Maar de rafels in het weefsel kan hij tonen. Die herkent hij, mens onder de mensen.’
Dat schrijft Bas van Putten in de verantwoording waarmee hij Alles moet anders, het eerste deel van de biografie van Peter Schat begint.
—
Bas van Putten stelt zich kwetsbaar op. Hij zet Peter Schat niet op een voetstuk. Hij gaat een confrontatie met zijn eigen twijfel niet uit de weg, en deelt zijn dilemma’s. Misschien miste ik dat bij Elisabeth Lockhorn.
—
‘De taak van een interviewer is om anderen aan het woord te laten. Hoe heb ik hun woorden gebruikt? Niet als bouwstenen in een eigen interpretatie van het leven en werk van Dessaur/Burnier. Mijn biografie bestaat niet uit een coherente beschrijving vanuit het gezichtspunt van een alwetende verteller. Het is eerder een collage van fragmenten, bestaande uit verschillende, elkaar soms tegensprekende ervaringen en verhalen, observaties en kwalificaties’,
schrijft Elisabeth Lockhorn in haar verantwoording.
—
Is dat het? Neem ik het Elisabeth Lockhorn kwalijk dat zij er voor kiest ‘buiten schot’ te blijven. Zij kiest voor de journalistieke aanpak. Leest zich in. Interviewt. En doet verslag. Neem ik haar kwalijk dat ze afstand houdt en anderen de conclusies laat trekken. Dat ze meer journalist blijft dan biograaf wordt.
—
Al ben ik geen uitgesproken biografieënlezer, ik heb in mijn leven toch heel wat biografieën gelezen. Ik kan me niet herinneren dat ik me tot nu toe gestoord heb aan een biograaf die vergelijkbaar te werk ging.
—
Een half jaar na dato herinner ik me eigenlijk maar twee concrete punten van kritiek.
Elisabeth Lockhorn wijdt enorm uit over Castrum Peregrini. Weliswaar neemt het leven van Catharina Irma Dessaur/Andreas Burnier door de groep/het tijdschrift beslissende wendingen – haar echtgenoot Emanuel Zeylmans van Emmichoven was uitgever van het tijdschrift, zijn vader Willem wijdde Dessaur/Burnier in in de antroposofie – maar het uitweiden over heeft veel weg van een kleine geschiedschrijving van Castrum Peregrini/Castrum Peregrini.
Het moederschap van Catharina Irma Dessaur/Andreas Burnier is een beladen onderwerp. Het werpt in zekere zin een smet op haar leven. Na haar scheiding besluit Dessaur/Burnier – in overleg met haar ex-echtgenoot – haar kinderen onder te brengen in een pleeggezin. Dat zij afstand doet van haar kinderen wordt door Elisabeth Lockhorn vooral verklaard vanuit een zekere ‘familietraditie’. De biograaf vergeet hier echter – anders dan bij andere onderwerpen – de historische en maatschappelijke context. Hoe er toen tegen het afstaan van (joodse) kinderen aangekeken werd.
Aan in het oog springende mankementen ligt het dus niet dat ik aan het lezen van Andreas Burnier: metselaar van de wereld een kater overhield.
—
Een van de mooiste biografieën die ik de afgelopen jaren las, is Orgelman: Felix Nussbaum. Een schildersleven van Mark Schaevers.
Ik kende de schilder Felix Nussbaum niet. De biografie trok mijn aandacht omdat mensen het er over hadden. Op voorbeeldige wijze reconstrueert Mark Schaevers een leven en een loopbaan die door de tijd te gronde werden gericht.
Dat de biograaf aanvankelijk maar weinig aanknopingspunten heeft, hindert hem niet.
Hij maakt enorm aannemelijk dat het levensverhaal van Felix Nussbaum zich laat lezen aan de hand van zijn schilderijen. Hij neemt zijn lezers mee, terug in de tijd. Onbehagen wordt tastbaar.
—
Andreas Burnier putte uit haar ervaringen en opvattingen. Wat haar als mens en wetenschapper overkwam, voedde de schrijver. Die op haar beurt de mens en wetenschapper beïnvloedde. Een vraag die voor mij onvoldoende beantwoord wordt is waar Dessaur ophoudt en Burnier begint. En of en hoe dat in de loop der jaren is veranderd. Ging Dessaur uiteindelijk zo op in Burnier dat dit de titel van de biografie rechtvaardigt?
Ik waag dat te betwijfelen.
—
Elisabeth Lockhorn doet zichzelf tekort als ze stelt ze slechts als een journalist te werk is gegaan en woorden van anderen tot een samenhangend geheel geschreven heeft . Ik zou Andreas Burnier: metselaar van de wereld geen collage van fragmenten willen noemen. Daar is het boek te coherent voor. En dat is de verdienste van Elisabeth Lockhorn.
Het is haar keuze om de wereldbeelden van Dessaur/Burnier te stapelen en aannemelijk te maken dat de mens, wetenschapper en schrijver die zij was, gevormd is door wat haar in diverse levensfasen overkomen is. Dat al haar lering trekken uit en het stelling nemen tegen daar logisch uit voortvloeit.
Maar…
—
Maar in Andreas Burnier: metselaar van de wereld zijn alle draadjes zo keurig afgehecht.
Met een kanttekening: over Ruiter in de wolken: joodse essays 1990 – 2002 dat tegelijk met de biografie verscheen, gaat het in Andreas Burnier: metselaar van de wereld niet. Daarmee is de biografie op het moment van verschijnen gedateerd.
—
‘Biographies are full of verifiable facts, but they are also full of things that aren’t there: absences, gaps, missing evidence, knowledge of information that has been passed from person to person, losing credibility of shifting shape on the way. Biographies, like lives, are made of contested objects – relics, testimonies, versions, correspondences, the unverifiable. What does biography do with the facts that can’t be fixed, the things that go missing, the body parts that have been turned into legends and myths?’
Die vraag stelt biografe Herminone Lee in Shelley’s Heart and Pepys’s Lobsters, het essays waarmee de bundel Virginia Woolf’s Nose: Essays on Biography opent.
Elisabeth Lockhorn moet geworsteld hebben met haar materiaal, maar dat blijkt niet uit het boek dat zij schreef. Ze heeft overal een antwoord op. Dat wil zeggen: er is altijd wel een bron voorhanden die ergens iets over zegt. Alsof ze geen gaten durfde te laten vallen. Alsof ze heikele punten heeft willen of misschien wel moeten omzeilen.
—
Misschien is dat wat mij het meest teleurstelt: Elisabeth Lockhorn heeft zich Catharina Irma Dessaur/Andreas Burnier niet voldoende toegeëigend. Ze heeft verzuimd een verhaal van haar te maken. Andreas Burnier: metselaar van de wereld is vooral een feitenrelaas en geen verhaal waarin (ook) ruimte is voor (de twijfels van en de uitgesproken mening van) de biograaf.
Leave a Reply