Ik herkende het meteen. Nu wel, maar toen niet. Toen niet toen Tomáš Sedláček mij de tekst stuurde. Ik had hem namens Writers Unlimited in het kader van De tekst van je leven gevraagd naar een tekst die voor hem veelbetekenend is, en hij stuurde een kort verhaal van Franz Kafka over een indiaan. Een Z.K.V. als we de maatstaven van A.L. Snijders aanhouden, want het verhaalt telt 63 woorden (in het Nederlands); en 61 (in het Duits); 59 (in het Tsjechisch) en 65 (in het Engels).
Bij mijn weten had ik dat verhaal nog nooit gelezen.
Sedláček bracht het in drie talen mee, en las het tijdens Brainwash in Den Haag op nadrukkelijk verzoek van zijn publiek in drie keer voor.
Wenn man doch ein Indianer wäre, gleich bereit, und auf dem rennenden Pferde, schief in der Luft, immer wieder kurz erzitterte über dem zitternden Boden, bis man die Sporen ließ, denn es gab keine Sporen, bis man die Zügel wegwarf, denn es gab keine Zügel, und kaum das Land vor sich als glatt gemähte Heide sah, schon ohne Pferdehals und Pferdekopf.
Toen hij toe was aan de Tsjechische versie voelde hij de behoefte om te gaan staan. Werd de boomlange econoom weer even kind en verlegen.
Kdyby tak byl člověk Indián, vždy pohotový, a předkloněn ve vzduchu na pádícím koni, stále znovu by se zachvíval krátkými otřesy země, až by pak nechal ostruhy ostruhami, neboť žádné ostruhy nejsou, až by pak odhodil uzdu, neboť žádná uzda není, a zemi jak hladce vysečenou step by před sebou už skoro neviděl, již bez koňské šíje a hlavy.
Na deze recht uit het vaderlandslievende hart komende woorden, kwam de vertaling (van wie weet ik niet) in het lingua franca toch een beetje als mosterd na de maaltijd.
If only one could be an Indian, always alert, leaning forward on a running horse, quivering again and again with the short jerks of the ground, till he let go of the spurs, for there are no spurs, threw away the the reins, for there are no reins, and would hardly see see the smoothly shorn land ahead, already without the horse’s neck and head.
Ik weet nog dat ik me toen ik de tekst in drie talen uitpakte, afvroeg of er ook een Nederlandse vertaling zou zijn. Die is er dus, en die bleek ik al te kennen. Charlotte Mutsaers gebruikte hem als motto boven Dubbelgeroofde veren, een essay over Indiaanse verenpracht (hier de versie die destijds in de krant stond):
Als je toch eens Indiaan was, meteen op je hoede, en op het hollende paard, scheef in de lucht, altijd weer trilde over de trillende grond, tot je de sporen vergat, want er waren geen sporen tot je de teugels wegsmeet, want er waren geen teugels, en nauwelijks het land voor je als glad gemaaide heide zag, al zonder paardenek en zonder paardehoofd.
Ik moest meteen aan Tomáš Sedláček denken.
Leave a Reply