In Sir Edmund beantwoordden dit weekend vier bloemlezers vragen – gepresenteerd als stellingen – over de kunst van het keuzes maken uit andermans werk. Die vier zijn: Ilja Leonard Pfeijffer, die in de voetsporen treedt van Gerrit Komrij; Jozef Deleu, die al sinds 1976 thematisch kiest uit gedichten over leven, liefde en dood, en Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens die meer dan de anderen twee putten uit een niet per se gebundeld aanbod van gedichten (en songteksten).
Zij mochten reageren op: ‘Gij zult niet bloemlezen (Louis Th. Lehmann)’; ‘Gerrit Komrij is de bloemlezer aller bloemlezers’; ‘De kennis van een bloemlezer dient encyclopedisch te zijn’; ‘Een bloemlezer negeert zijn eigen voorkeur’; ‘De bundel is dood, leve de bloemlezing’ en ‘De bloemlezer let sinds vorige maand ook op liedteksten’.
Ilja Leonard Pfeijffer, Jozef Deleu en Chrétien Breukers/Dieuwertje Mertens spreken zich uit en daaruit blijkt dat zij hun uitgangspunten bij het kiezen verschillen, maar dat zij binnen hun eigen opvatting behoorlijk consequent lijken.
Ik citeer wat Rob Gollin in De kunst van het bloemlezen uit hun monden optekende toen hij vroeg naar de relatie tussen bundels en bloemlezingen: ‘De bundel is dood, leve de bloemlezing’. Omdat die antwoorden niet alleen iets zeggen over de bronnen waaruit de bloemlezers putten, maar ook over hoe zij kijken naar geschreven en gesproken poëzie:
Deleu: ‘Ik zie de tegenstelling niet. Zonder bundel is er geen bloemlezing. Veel dichters bestaan slechts dankzij de bloemlezingen. Bundels hebben een kleine oplage, tussen 200 à 750 exemplaren. Dat is nooit anders geweest. Het is vaak door een bloemlezing dat dichters bekendheid krijgen.’
Breukers: ‘Het gaat slecht met de bundel. Ze worden nauwelijks nog besproken in de kranten. Dichters verdienen meer geld met optredens. Het is een bandjesmodel aan het worden: het podium op en na afloop hopen dat bezoekers je bundel kopen.’
Mertens: ‘Dat bloemlezingen wel worden verkocht, past in een grotere trend: ik noem het festivalisering. Je wilt van de ene naar de andere dichter kunnen lopen. Maar ik geloof wel dat vrijwel iedere dichter het liefst een bundel op zijn naam heeft staan. Het geeft status.’
Pfeijffer: ‘De bundel doet er nog zeer toe. Iedere slamdichter die roept dat hij genoeg heeft aan performen, wil het liefst in een bundel staan, en als dat niet lukt, is het werk gewoon niet goed genoeg. Internet staat vol met troep. Voor poëzie van enige kwaliteit kun je nog altijd het best terecht in een bundel van een uitgeverij met een goede reputatie.’
Leave a Reply