Er is alleen het schrift. Het schrift waarin een scenarioschrijver op 2 december zijn eerste aantekeningen maakt. Aantekeningen die moeten leiden tot het scenario van een film: Allerbeste vriendin II. De scenarioschrijver verblijft met vrouw en kind in een via Airbnb gehuurd huis op een berg. Dat weet de lezer omdat al na een alinea de werkelijkheid het schrift binnensluipt. Niet veel later weet die lezer ook dat de scenarioschrijver en zijn vrouw regelmatig ruzie maken (en hun relatie misschien zelfs wel in een serieuze crisis verkeert), dat zij nauwelijks geïnteresseerd is in zijn werk, dat ze beiden moeite doen om oprechte interesse te tonen in het doen, laten en praten van hun dochter. Als de lezer de scenarioschrijver tenminste op zijn handgeschreven woord gelooft.
De scenarioschrijver laat zich kennen als iemand die in zijn hoofd woont. Daar gebeurt het. Daar oordeelt hij over mensen. Daar vertaalt hij de werkelijkheid in bruikbare woorden voor zijn scenario. Daar krijgen angsten vat op hem. Daar ontwikkelt hij ideeën over de werkelijkheid die vele malen interessanter zijn dan de film waar hij aan werkt.
Maar zoals gezegd: de scenarioschrijver krijgt geen weerwoord, en de vraag blijft of het spookt op de berg of alleen in zijn hoofd. Het huis en de omgeving krijgen steeds meer vat op hem. De ruimte (en ook de tijd) waarin hij zich beweegt, lijkt rekbaar: rechte hoeken zijn geen negentig graden; gangen dijen uit; kamers verplaatsen zich; er ontbreken essentiële elementen in gespiegelde beelden, en zelfs buitenshuis onttrekt de wereld zich aan de logica.
Tegenover het uit de hand lopen van de realiteit en het schijnbaar onverklaarbare zet de scenarioschrijver zijn ideeën over een parallel universum met een extra dimensie, waardoor een gelijktijdig heden, verleden en toekomst tot de mogelijkheden gaat behoren. Hij is dan niet meer de enige die in de greep van het huis geraakt is. Hij is spook onder de spoken.
Maar dat is vlak voordat de scenarioschrijver halverwege een zin
Wat rest is het schrift. Een collage van indrukken, eerste aanzetten, dromen en ervaringen.
Met Je had moeten gaan – verwijzend naar het moment dat crises nog bezworen hadden kunnen worden en een behouden terugkeer naar huis tot de mogelijkheden behoorde – heeft Daniel Kehlmann een ‘ghost story’ geschreven. Een ‘ghost story’ in de vorm van ‘found footage’. Een klein, compleet, gelaagd verhaal, waarin ‘maken’ en ‘verbeelden’ – net als in The Blair Witch Project, de moeder aller found footage films – onderdeel van het eindproduct zijn
Hoewel Kehlmann zich in grote lijnen aan de regels van het genre houdt – hij kent bovendien klassiekers, en hield zich twee jaar geleden in het kader van de Frankfurter Poetik-Vorlesungen bezig met Gespenster en Geisten (gebundeld in het boek Kommt, Geister) – is Je had moeten gaan geen traditioneel spookverhaal. Op enig moment doen de spoken er zelfs niet meer toe. Waar het om gaat is dat de scenarioschrijver niet langer kan vertrouwen op zijn waarnemingen. Zijn realiteit is niet langer de realiteit, en dat heeft gevolgen. Zijn dochter beschermen, gaat hem steeds slechter af. En dat weegt zwaar, zeker nadat zijn vrouw het huis verlaten heeft.
Soepel schrijft Daniel Kehlmann zijn scenarioschrijver door de decemberdagen. Hij laat hem met het grootste gemak panikeren en reflecteren. Switchen tussen zijn werk en zijn wezen. Zorgvuldig en opmerkzaam schrijft hij, Kehlmann. Zodat de scenarioschrijver van alle markten thuis lijkt.
Je had moeten gaan : novelle
Daniel Kehlmann (vertaling: Josephine Rijnaarts)
Amsterdam : Querido, 2016
ISBN 978-90-214-0415-8
Leave a Reply