Lezen is een ingewikkelde bezigheid. Realiseer ik me elke keer als ik Hoe ik lees? van Lidewijde Paris in handen heb. Vergeleken met Lidewijde Paris ben ik een intuïtieve lezer. Ik vraag me net als zij van alles af – de vragen die door Emma Ringelding in de omslagillustratie verwerkt zijn komen me heel bekend voor – maar zelfs als ik een boek lees om er iets van te vinden, pak ik het minder geordend aan als Lidewijde Paris. Minder professioneel, denk ik naarmate ik verder vorder in Hoe ik lees?
Ik mis het gereedschap om wat ik opmerk en wat opvalt automatisch in technische termen te vatten, en ik zal niet ontkennen dat ik dat regelmatig als een gemis ervaar.
Net zoals James Wood dat deed met zijn Hoe fictie werkt maakt Lidewij Paris met haar Hoe lees ik? ook onzeker. Want ik weet wel dat ik niet de eerste de beste lezer ben, maar voldoe ik wel aan wat iemand die een recensie leest van een recensent verwacht. Benoem ik wel adequaat? Ontleed ik wel genoeg? Onderbouw ik wel voldoende?
Steeds als ik dat denk neem ik mij voor om de regels van de literaire kunst voortaan wat meer in acht te nemen. Dat voortaan is meestal maar van korte duur. Al snel verval ik weer in mijn manier van lezen en liken.
Ik zoom ook in, maar niet per se op de techniek van het vertellen. Mij vallen andere dingen op. Ik lees een roman of verhaal graag in de context (van een oeuvre of een traditie) of trending topic, maar ik vind het niet erg als ik niet alles begrijp en niet alles kan plaatsen (anders dan Lidewijde Paris heb ik zelden de behoefte om indien in de gelegenheid een schrijver naar het naadje van de kous te vragen).
Maar ik zal niet ontkennen dat Lidewij Paris me met Hoe lees ik? weer even met de neus op de feiten drukt. Ik weet zeker dat thema’s, motieven, vertelperspectieven, verhaallijnen en structuur, de toeters en de bellen niet aan mijn aandacht zullen ontsnappen. Voor zo lang als het duurt.
John Wervenbos says
Lijkt me een leuk en leerzaam boek.