Leven onder voorbehoud
Veel in Mensen zonder uitstraling van Jente Posthuma blijkt uit het leven van de schrijfster gegrepen. Dat verbaasde me. Want ik heb me tijdens het lezen van deze debuutroman geen moment afgevraagd waar Jente Posthuma haar verhalen vandaan haalt. Mensen zonder uitstraling is een kleine roman – opgebouwd uit hoofdstukken die deels ook verhalen kunnen zijn – waarin de toon veel belangrijker is dan wat er precies verteld wordt.
Die toon is droog. Er wordt veel geregistreerd en geconstateerd, en passant geoordeeld. Want Mensen zonder uitstraling zit vol opvattingen en obsessies. Hoewel de hoofdpersoon – dochter van een actrice die het niet gemaakt heeft en een psychiater die hoofd van een instelling is (de moeder overlijdt als de dochter dertien is, maar Mensen zonder uitstraling is geen chronologisch verteld verhaal, dus zij blijft prominent aanwezig, al is de vader-dochterrelatie in de roman belangrijker) – onafhankelijkheid nastreeft zit ze verstrikt in leefregels die ze van huis uit meegekregen heeft. Ondanks een zeker streven, gebeurt het leven, en reageert het hoofdpersonage.
Onder andere daardoor krijgt Mensen zonder uitstraling behalve dat droge ook iets absurdistisch. Er wordt namelijk nogal wat ingezoomd en uitvergroot. Details krijgen daardoor status. Zinnen worden statements.
Er staan veel zinnen in Mensen zonder uitstraling die standhouden buiten de context van het verhaal. Al is dat natuurlijk ook een kwestie van smaak:
‘Lepelaars,’ zei hij. Ik knikte en keek. ‘Een paard,’ zei hij even later, en ik keek naar het paard. Zo reden we een eindje door, langs een schaap en nog een paard, tot we bij de zeehonden kwamen.
Als lijk vond Thomas me erg geslaagd, omdat ik goed stil kon liggen. Maar ik kon er niet van leven.
Zinnen die personages maar ook hun onderlinge verhoudingen typeren. Maar staan vooral ook veel gewone zinnen in die het niet van hun uitstraling moeten hebben, maar het in gezelschap goed doen.
Mijn oma verzamelde plastic boterkuipjes. Die stapelde ze op in een keukenkastje. Van mijn ouders begreep ik dat het door de oorlog kwam. Mijn vader bewaarde allerlei soorten elektronicakabels, ook door de oorlog. Mijn moeder had geen last van de oorlog. Stiekem gooide ze wel eens wat kabels weg.
Jente Posthuma schrijft heel precies, maar de compositie van Mensen zonder uitstraling kent een zekere fragmentarische vrijblijvendheid. Er is die georganiseerde chaos van het springen door de tijd. Er zijn geen grote gebeurtenissen die de volgorde bepalen. Die lijkt eerder ingegeven door associëren en de sfeer.
Ongemerkt verstrijkt er veel tijd. De roman eindigt niet met het volwassen worden van de dochter. De dochter wordt zelf moeder. Terwijl de Mensen zonder uitstraling eindigt met de dood van de moeder. In het slothoofdstuk – een heel mooi verhaal over afscheid nemen en rouw die op de loer ligt – herneemt Jente Posthuma een aantal gebeurtenissen. Daarmee de betrouwbaarheid van haar verteller kracht bijzettend.
Ook daarmee laat de schrijfster zien dat ze haar verhaal in de hand heeft. Dat Mensen zonder uitstraling niet het resultaat is van onbevangen en argeloos schrijven. Jente Posthuma weet heel goed hoe ze effect moet sorteren. En dat een verhaal meer dan wortels in de werkelijkheid fictie nodig heeft.
Mensen zonder uitstraling
Jente Posthuma
Amsterdam : AtlasContact, 2016
ISBN 978-90-254-4414-3
Leave a Reply