Ik ben bezig in Regen zonder modder: het leven van een asielzoeker in Nederland (2016) van Celal Altuntas. Het derde boek waarin verslag gedaan wordt van een asielszoekersprocedure dat ik binnen een jaar lees. Het begon met Hoe ik talent voor het leven kreeg (2016), de dikke roman van Rodaan Al Galidi, waarin hij op even pijnlijke als hilarische wijze verslag doet van de omzwervingen van een asielzoeker door het bureaucratische asielzoekersbestemmingsland dat Nederland heet. Een roman waarvan het literaire gehalte door menigeen betwist werd. Zijn verhaal mocht dan wel schrijnend zijn, het had allemaal toch wel wat minder en wat geredigeerder gekund…
Veel kaler van taal dan Rodaan Al Galidi is Nicolaas Matsier. In Het achtenveertigste uur (2005) volgt Nicolaas Matsier een procedure op de voet. Hij slaat geen stap en geen formulier over. Het dossier groeit zienderogen. Het aantal ambtenaren dat zich met ‘de Soedanees’ (Mohammed Hassan) bezighoudt ook. En het is zoals Michel de Montaigne in Over de ervaring schreef:
‘Nooit hebben twee mensen eender geoordeeld over dezelfde zaak, en twee precies gelijke opinies zul je niet tegenkomen, bij verschillende mensen net zo min als bij dezelfde mens op verschillende uren’,
het motto dat Nicolaas Matsier zijn roman meegaf.
Rodaan Al Galidi en Nicolaas Matsier vertellen min of meer hetzelfde verhaal. Maar wel vanuit een wezenlijk ander perspectief. Rodaan Al Galidi onderging het zelf, Nicolaas Matsier stond verbaasd langs de zijlijn en nam waar.
Beiden vonden een vorm voor hun verhaal. Beiden deden iets met het verstrijken van de tijd. Rodaan Al Galidi doorliep een procedure die jaren duurde. In Hoe ik talent voor het leven kreeg vangt hij die tijd onder andere door in herhalingen te vervallen. Omdat zijn hoofdpersoon tijdens de procedure niet alleen van het kastje naar de muur gestuurd werd, maar ook regelmatig stappen terug moest doen en opnieuw moet beginnen.
In Het achtenveertigste uur zit de tijd ambtenaren op de hielen. De een de ander moet onder druk een besluit nemen. Binnen achtenveertig uur moet duidelijk zijn of ‘de Soedanees’ een kans maakt. Mohammed Hassan is lijdend voorwerp. Het gaat in Het achtenveertigste uur om de ambtenaren die verstrikt raken in hun eigen taal en procedures. Formulieren blijken alleen schijnduidelijkheid te bieden. Zodra er een mens van vlees en bloed in beeld komt, liggen zaken anders.
Tegen de achtergrond van die twee boeken lees ik Regen zonder modder: het leven van een asielzoeker in Nederland. Het boek begint weliswaar met de pogingen van Celal Altuntas om toegelaten te worden tot Nederland, maar gaat ook over hoe Altuntas zich verhoudt tot Nederland en wat hier normaal gevonden wordt; hoe hij Nederlander wordt en hoe hij zich beroepsmatig staande probeert te houden.
Celal Altuntas wil zijn verhaal kwijt. Hij wil gehoord worden. Hij moet het hebben van zijn gedrevenheid en verontwaardiging, niet van literair ingrijpen in de werkelijkheid. Daarin verschilt hij van Rodaan Al Galidi en Nicolaas Matsier die hun ergernis over de gang van zaken van begin tot eind regisseren en bewust in een vorm gieten.
Leave a Reply