De tienduizend dingen van Maria Dermoût verscheen in 1955 en is inmiddels aan een vijftiende druk toe. Op de voorkant van die vijftiende druk staat een blurb van Hella S. Haasse: ‘Maria Dermoût heeft gedaan wat geen Nederlandse schrijver voor en na haar in die mate heeft gedaan: als niet-Indonesische de stem van het land laten horen.’ Als Hella Haasse het zegt… (wanneer in welke context?)
Hoewel Maria Dermoût hoge ogen gooide met haar roman – het boek werd in dertien talen vertaald en stond in 1958 in Amerika op de bestsellerslijst – is De tienduizend dingen in de loop der jaren in de vergetelheid geraakt. Denkend aan Indië poppen toch vooral Couperus en Multatuli op (en Haasse). Ten onrecht, vindt Louise O. Fresco – de O. staat voor Ottilie. Maria Dermoût schreef een meesterwerk dat het verdient herontdekt te worden.
Louise Fresco had dus een missie toen ze zaterdagmiddag tijdens Winternachten het podium opstapte (samen met Michiel Krielaars vormde zij namens NRC Handelsblad een tweekoppige leesclub): de mensen in de zaal die voor haar en het boek van haar keuze kwamen, winnen voor Maria Dermoût en De tienduizend dingen.
Maar – en dat verheugde haar zeer – heel veel mensen in de zaal kenden de roman al. Dat lag natuurlijk een beetje in de lijn der verwachtingen. Den Haag is tenslotte ‘de weduwe van Indië’. En dus speelde Louise Fresco een thuiswedstrijd, waarin ze een sterk staaltje lezen ten beste gaf. Feilloos interpreteerde ze wat Maria Dermoût schreef. Nam ze haar publiek mee naar ‘s Lands Plantentuin (Buitenzorg/ Kebun Raya Bogor) waar zij zelf – Louise Fresco studeerde tropische landbouw – ook onderzoek deed en inzage had in door Georg Everhard Rumphius aangelegde verzamelingen die in de roman van Maria Dermoût een belangrijke rol spelen. Ging ze in gesprek met lezers die haar hun interpretatie van passages uit de roman voorlegden.
Het ging haar goed af. Ze had er zichtbaar plezier in. En haar publiek ook.
Zelf ben ik nog maar halverwege De tienduizend dingen. Met de posthouder, de matroos en de professor moet ik nog kennis gaan maken. Tot nu toe heb ik vooral rondgedwaald door de ‘tuin van Kleyntjes’. Me overgegeven aan een wereld die wezenlijk van de onze verschilt. Een wereld waarin leven en dood in elkaar overlopen. Een wereld waarin verhoudingen vast liggen, maar rang en stand het niet altijd voor het zeggen hebben.
Ik heb inmiddels de binnenbaai gelokaliseerd (en me gerealiseerd dat de recent verschenen essaybundel van Oek de Jong zijn naam aan Dermoût en De tienduizend dingen te danken heeft: Het visioen van de binnenbaai – toen dat essay verscheen in Oek de Jong leest Maria Dermoût heette het nog De dans met de schelp).
Over Georg Everhard Rumphius en zijn d’Amboinsche Rariteitkamer weet ik inmiddels meer.
Het is tijd om verder te lezen. Dat ik inmiddels weet hoe De tienduizend dingen eindigt en hoe het Felicia vergaat, maakt niet uit. Een goed geschreven verhaal kan dat hebben. Dat hoeft het niet te hebben van een plot. Zo er in De tienduizend dingen al sprake is van een plot in de westerse zin van het woord.
De registratie van de door Louise O. Fresco geleide leesclub tijdens Winternachten:
Leave a Reply