Gisteren werd het gedicht Als je geen contact meer hebt met de dingen van Peter Verhelst – uit de bundel Zing zing – aangewezen als het beste gedicht van het afgelopen jaar. Dit uitverkiezing vond plaats in het kader van de Herman de Coninckprijs en werd de dichter door het publiek toegekend (de jury vond Zing zing de beste bundel, en Hannah van Binsbergen debuteerde volgens de jury met Kwaad gesternte het meest verdienstelijk.)
Ik legde De tienduizend dingen van Maria Dermoût terzijde om in Zing zing naar Als je geen contact meer hebt met de dingen te zoeken:
Hoor jij dat ook, dat geluid
van meeuwen, maar geen zee? Onmogelijk
na te gaan waar herinnering begint en droom
eindigt. Hou je koude handen onder je kleren
nu de wind opsteekt. Twee wapperende vlaggen
zijn we. Het gevoel dat alles zich achter een deur afspeelt
en dat je ervoor in de rij kan gaan staan.
Twee hevig wapperende vlaggen.
Alsof we iets ongerepts betreden
wat er altijd zal zijn, zeg je hees,
met opgetrokken schouders, mond open, samengeknepen ogen,
een waterdruppel valt in mijn net.
Neem het jongetje dat je bent
geweest op schoot. Troost hem.
Je legt je handen op mijn borst,
we gaan zo hoog mogelijk op onze tenen staan.
Wat opvalt is dat de dingen ontbreken in Als je geen contact meer hebt met de dingen. Wat is en gebeurt is immateriëler, groter en abstracter dan dingen. Behalve die mensen die ding geworden zijn, overgeleverd aan tenminste één element. Losgelaten hebben ze. Ze geven zich over aan het ijle en komen zo tot hun kern.
Dat is niet wat er als eerste opkwam toen ik de titel van het winnende gedicht las. Toen had Als je geen contact meer hebt met de dingen vooral een negatieve connotatie en leek het me eerder over afgesneden zijn dan over loslaten te gaan. Er klinkt in de titel meer spijt door dan in het gedicht zelf.
Het is een hele kunst je te verhouden tot de dingen, tot voorwerpen. Dat ondervond ook Felicia, een van de belangrijkste personages in de roman die ik even aan de kant legde vanwege dit winnende gedicht.
De dingen staan voor Felicia – de huidige ‘mevrouw van Kleyntjes’ – voor de tastbaarheid van het leven. Terwijl voorwerpen voor de mensen die haar omringen – ‘de thuyn Kleyntjes bevindt zich op een eiland in de Molukken – vooral betekenis symboliseren en een overledene portretteren in ‘honderd dingen’.
Geen wonder dus dat ‘mevrouw van Kleyntjes’ schrikt als mensen en dingen aan haar voorbij trekken als ze op Allerzielen over de binnenbaai uitkijkt:
‘(…) en een stem zei langzaam met lange tussenpozen van ver weg: de baai – de binnenbaai – je zult toch – nooit – de binnenbaai – vergeten – o ziel – van – ?
Wat gebeurde er met haar, ging ze dood, waren dit haar ‘honderd dingen’?
Zij zat rustig in haar stoel, het waren ook geen honderd dingen, veel meer dan honderd dingen, en niet alleen van haar, honderd keer ‘honderd dingen’ naast elkaar, los van elkaar, elkaar rakende, hier en daar in elkaar overvloeiende, zonder ergens enige verbinding, en tegelijkertijd voor altijd met elkaar verbonden…’
De dingen voorbij of voorwerpen koesteren. Twee vormen van troost zoeken en vinden.
Leave a Reply